Nederlands

Uitgebreide vertaling voor strijden (Nederlands) in het Frans

strijden:

strijden werkwoord (strijd, strijdt, streed, streden, gestreden)

  1. strijden (matten; vechten; knokken)
    se battre; lutter; se bagarrer; se cogner
    • se battre werkwoord
    • lutter werkwoord (lutte, luttes, luttons, luttez, )
    • se bagarrer werkwoord
    • se cogner werkwoord
  2. strijden (strijd voeren; vechten; kampen)
    combattre; se battre; lutter
    • combattre werkwoord (combats, combat, combattons, combattez, )
    • se battre werkwoord
    • lutter werkwoord (lutte, luttes, luttons, luttez, )

Conjugations for strijden:

o.t.t.
  1. strijd
  2. strijdt
  3. strijdt
  4. strijden
  5. strijden
  6. strijden
o.v.t.
  1. streed
  2. streed
  3. streed
  4. streden
  5. streden
  6. streden
v.t.t.
  1. heb gestreden
  2. hebt gestreden
  3. heeft gestreden
  4. hebben gestreden
  5. hebben gestreden
  6. hebben gestreden
v.v.t.
  1. had gestreden
  2. had gestreden
  3. had gestreden
  4. hadden gestreden
  5. hadden gestreden
  6. hadden gestreden
o.t.t.t.
  1. zal strijden
  2. zult strijden
  3. zal strijden
  4. zullen strijden
  5. zullen strijden
  6. zullen strijden
o.v.t.t.
  1. zou strijden
  2. zou strijden
  3. zou strijden
  4. zouden strijden
  5. zouden strijden
  6. zouden strijden
en verder
  1. ben gestreden
  2. bent gestreden
  3. is gestreden
  4. zijn gestreden
  5. zijn gestreden
  6. zijn gestreden
diversen
  1. strijd!
  2. strijdt!
  3. gestreden
  4. strijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

strijden [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het strijden (knokpartij; gevecht; matpartij; )
    la bataille; le combat; la bagarre; la lutte; la mêlée; la rixe
    • bataille [la ~] zelfstandig naamwoord
    • combat [le ~] zelfstandig naamwoord
    • bagarre [la ~] zelfstandig naamwoord
    • lutte [la ~] zelfstandig naamwoord
    • mêlée [la ~] zelfstandig naamwoord
    • rixe [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. het strijden (vechten)
    le combat; le concours
    • combat [le ~] zelfstandig naamwoord
    • concours [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor strijden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bagarre gevecht; handgemeen; kloppartij; knokpartij; matpartij; strijden; vechtpartij handgemeen; oproer; opstand; opstootje; rel; schermutseling; straatgevecht; straatstrijd; straatvechterij; vechtpartij; volksoproer; vuistgevecht
bataille gevecht; handgemeen; kloppartij; knokpartij; matpartij; strijden; vechtpartij slag; strijd; veldslag
combat gevecht; handgemeen; kloppartij; knokpartij; matpartij; strijden; vechten; vechtpartij slag; strijd; veldslag
concours strijden; vechten concours; concoursen; coöperatie; medewerking; partij; pot; samenloop; strijd; toedoen; wedstrijd; wedstrijden
lutte gevecht; handgemeen; kloppartij; knokpartij; matpartij; strijden; vechtpartij aanvechten; bestrijden; betwisten; doolhof; gevecht; geworstel; kamp; labyrint; oorlog; slag; strijd; veldslag; warboel; warnet; worsteling
mêlée gevecht; handgemeen; kloppartij; knokpartij; matpartij; strijden; vechtpartij strijdgewoel
rixe gevecht; handgemeen; kloppartij; knokpartij; matpartij; strijden; vechtpartij steekpartij; straatgevecht; strijdgewoel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
combattre kampen; strijd voeren; strijden; vechten bekampen; bestrijden; bevechten; de strijd aanbinden
lutter kampen; knokken; matten; strijd voeren; strijden; vechten de strijd aanbinden; met iemand worstelen; worstelen
se bagarrer knokken; matten; strijden; vechten bakkeleien; duelleren; kampen; knokken; matten; vechten
se battre kampen; knokken; matten; strijd voeren; strijden; vechten bakkeleien; de strijd aanbinden; duelleren; kampen; knokken; matten; vechten
se cogner knokken; matten; strijden; vechten aanrijden; bakkeleien; bonzen; botsen; duelleren; kampen; knokken; luiden; matten; op elkaar knallen; op elkaar stoten; stoten op; vechten
- vechten

Verwante woorden van "strijden":


Synoniemen voor "strijden":


Verwante definities voor "strijden":

  1. elkaar aanpakken met vuisten, wapens, of andere middelen1
    • deze twee bevolkingsgroepen strijden al jaren tegen elkaar1

Wiktionary: strijden

strijden
verb
  1. ondanks weerstand een doel proberen te bereiken
strijden
Cross Translation:
FromToVia
strijden lutter battle — (intransitive) to join in battle; to contend in fight
strijden guerroyer; se battre fight — to contend in physical conflict

strijd:

strijd [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de strijd (oorlog)
    la guerre; la lutte
    • guerre [la ~] zelfstandig naamwoord
    • lutte [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. de strijd (wedstrijd; partij; concours; pot)
    la compétition; le match; le concours; la course; le jeu; la rencontre
    • compétition [la ~] zelfstandig naamwoord
    • match [le ~] zelfstandig naamwoord
    • concours [le ~] zelfstandig naamwoord
    • course [la ~] zelfstandig naamwoord
    • jeu [le ~] zelfstandig naamwoord
    • rencontre [la ~] zelfstandig naamwoord
  3. de strijd (veldslag; slag)
    la bataille; le combat; la lutte; la guerre
    • bataille [la ~] zelfstandig naamwoord
    • combat [le ~] zelfstandig naamwoord
    • lutte [la ~] zelfstandig naamwoord
    • guerre [la ~] zelfstandig naamwoord
  4. de strijd (worsteling; kamp; gevecht)
    la lutte; la dispute; la polémique; le conflit; la querelle; le litige; l'heurt; la discorde; le démêlé
    • lutte [la ~] zelfstandig naamwoord
    • dispute [la ~] zelfstandig naamwoord
    • polémique [la ~] zelfstandig naamwoord
    • conflit [le ~] zelfstandig naamwoord
    • querelle [la ~] zelfstandig naamwoord
    • litige [le ~] zelfstandig naamwoord
    • heurt [le ~] zelfstandig naamwoord
    • discorde [la ~] zelfstandig naamwoord
    • démêlé [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor strijd:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bataille slag; strijd; veldslag gevecht; handgemeen; kloppartij; knokpartij; matpartij; slag; strijden; vechtpartij; veldslag
combat slag; strijd; veldslag gevecht; handgemeen; kloppartij; knokpartij; matpartij; slag; strijden; vechten; vechtpartij; veldslag
compétition concours; partij; pot; strijd; wedstrijd competitie; concurrentie; mededingers; rivaliteit; wedijver
concours concours; partij; pot; strijd; wedstrijd concoursen; coöperatie; medewerking; samenloop; strijden; toedoen; vechten; wedstrijden
conflit gevecht; kamp; strijd; worsteling botsing; conflict; debat; dispuut; doolhof; geschil; kwestie; labyrint; onenigheid; redestrijd; redetwist; ruzie; twist; twistgesprek; warboel; warnet; woordenstrijd; woordenwisseling
course concours; partij; pot; strijd; wedstrijd hardloopwedstrijd; hardloperij; loop; race; ritprijs; wedloop; wedloop van hardlopers; wedren
discorde gevecht; kamp; strijd; worsteling botsing; conflict; debat; disharmonie; dispuut; doolhof; geschil; gespletenheid; labyrint; meningsverschil; misnoegen; onaangenaamheid; onbehaaglijkheid; onbehagen; onenigheid; ongenoegen; onmin; ontevredenheid; onvrede; redestrijd; redetwist; ruzie; scheuring; schisma; tweedracht; tweespalt; tweestrijd; twist; twistgesprek; verdeeldheid; vete; warboel; warnet; woordenstrijd; woordenwisseling
dispute gevecht; kamp; strijd; worsteling aanvechten; bestrijden; betwisten; botsing; conflict; debat; dispuut; doolhof; gefoeter; gescheld; geschil; labyrint; meningsverschil; onenigheid; redestrijd; redetwist; ruzie; ruzie maken; scheldpartij; twist; twistgesprek; warboel; warnet; woordenstrijd; woordenwisseling
démêlé gevecht; kamp; strijd; worsteling botsing; conflict; dispuut; doolhof; labyrint; meningsverschil; onenigheid; ruzie; twist; warboel; warnet; woordenwisseling
guerre oorlog; slag; strijd; veldslag oorlog
heurt gevecht; kamp; strijd; worsteling aanrijding; beven; botsing; collisie; conflict; doolhof; duw; duwtje; frictie; hengst; hort; klap; labyrint; lel; mep; muilpeer; onenigheid; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; por; ruzie; schok; schokkende beweging; stoot; stootje; twist; warboel; warnet; wrijving; zet
jeu concours; partij; pot; strijd; wedstrijd beurt; game; marge; partijtje; potje; rondje; speelruimte; speelwijze; spel; speling; spelletje; stapel; wedstrijdje
litige gevecht; kamp; strijd; worsteling botsing; conflict; doolhof; geschil; kwestie; labyrint; onenigheid; ruzie; twist; warboel; warnet
lutte gevecht; kamp; oorlog; slag; strijd; veldslag; worsteling aanvechten; bestrijden; betwisten; doolhof; gevecht; geworstel; handgemeen; kloppartij; knokpartij; labyrint; matpartij; strijden; vechtpartij; warboel; warnet
match concours; partij; pot; strijd; wedstrijd match; partijtje; potje; spel; wedstrijdje
polémique gevecht; kamp; strijd; worsteling polemiek
querelle gevecht; kamp; strijd; worsteling botsing; conflict; debat; dispuut; gedonderjaag; geravot; geschil; gestoei; meningsverschil; onenigheid; redestrijd; redetwist; ruzie; stoeierij; stoeipartij; twist; twistgesprek; woordenstrijd; woordenwisseling
rencontre concours; partij; pot; strijd; wedstrijd ontmoeting; treffen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
démêlé uiteengeplozen; uiteengerafeld; uitgeplozen; uitgerafeld

Verwante woorden van "strijd":


Verwante definities voor "strijd":

  1. gevecht met wapens of andere middelen1
    • het was een harde strijd tussen even sterke vijanden1

Wiktionary: strijd

strijd
noun
  1. guerre|fr combat général entre deux armées.
  2. action par laquelle on attaquer et l’on se défendre.

Cross Translation:
FromToVia
strijd lutte battle — struggle; a contest; as, the battle of life
strijd combat; lutte; bataille combat — a battle; a fight; a struggle for victory
strijd conflit conflict — clash or disagreement
strijd bataille fight — battle
strijd combativité fight — conflict of will, strife
strijd lutte struggle — strife, effort
strijd guerre warfare — The waging of war or armed conflict against an enemy
strijd guerre; combat warfare — Military operations of some particular kind

Verwante vertalingen van strijden