Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. systematiseren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor systematiseren (Nederlands) in het Frans

systematiseren:

systematiseren werkwoord (systematiseer, systematiseert, systematiseerde, systematiseerden, gesystematiseerd)

  1. systematiseren (indelen; ordenen; groeperen; arrangeren)
    grouper; ficher; classer; classifier; arranger; catégoriser; repartir; systématiser
    • grouper werkwoord (groupe, groupes, groupons, groupez, )
    • ficher werkwoord (fiche, fiches, fichons, fichez, )
    • classer werkwoord (classe, classes, classons, classez, )
    • classifier werkwoord (classifie, classifies, classifions, classifiez, )
    • arranger werkwoord (arrange, arranges, arrangeons, arrangez, )
    • catégoriser werkwoord (catégorise, catégorises, catégorisons, catégorisez, )
    • repartir werkwoord (repars, repart, repartons, repartez, )
    • systématiser werkwoord (systématise, systématises, systématisons, systématisez, )

Conjugations for systematiseren:

o.t.t.
  1. systematiseer
  2. systematiseert
  3. systematiseert
  4. systematiseren
  5. systematiseren
  6. systematiseren
o.v.t.
  1. systematiseerde
  2. systematiseerde
  3. systematiseerde
  4. systematiseerden
  5. systematiseerden
  6. systematiseerden
v.t.t.
  1. heb gesystematiseerd
  2. hebt gesystematiseerd
  3. heeft gesystematiseerd
  4. hebben gesystematiseerd
  5. hebben gesystematiseerd
  6. hebben gesystematiseerd
v.v.t.
  1. had gesystematiseerd
  2. had gesystematiseerd
  3. had gesystematiseerd
  4. hadden gesystematiseerd
  5. hadden gesystematiseerd
  6. hadden gesystematiseerd
o.t.t.t.
  1. zal systematiseren
  2. zult systematiseren
  3. zal systematiseren
  4. zullen systematiseren
  5. zullen systematiseren
  6. zullen systematiseren
o.v.t.t.
  1. zou systematiseren
  2. zou systematiseren
  3. zou systematiseren
  4. zouden systematiseren
  5. zouden systematiseren
  6. zouden systematiseren
en verder
  1. ben gesystematiseerd
  2. bent gesystematiseerd
  3. is gesystematiseerd
  4. zijn gesystematiseerd
  5. zijn gesystematiseerd
  6. zijn gesystematiseerd
diversen
  1. systematiseer!
  2. systematiseert!
  3. gesystematiseerd
  4. systematiserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor systematiseren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arranger arrangeren; groeperen; indelen; ordenen; systematiseren afspreken; arrangeren; bedisselen; bijleggen; coördineren; effenen; egaliseren; fatsoeneren; fiksen; flikken; goedmaken; herstellen; iets op touw zetten; in goede staat brengen; in orde brengen; in orde maken; inrichten; installeren; instrumenteren; klaarspelen; opkalefateren; opknappen; oplappen; opvijzelen; ordenen; orkestreren; rangeren; rangordenen; rangschikken; regelen; renoveren; ruzie afsluiten; schiften; schikken; sorteren; uitzoeken; vereffenen; vlijen; voor elkaar krijgen
catégoriser arrangeren; groeperen; indelen; ordenen; systematiseren classificeren; ficheren; rangschikken
classer arrangeren; groeperen; indelen; ordenen; systematiseren afzien van rechtsvervolging; classificeren; ficheren; klasseren; ordenen; rangeren; rangordenen; rangschikken; rubriceren; schiften; seponeren; sorteren; uitzoeken
classifier arrangeren; groeperen; indelen; ordenen; systematiseren classificeren; ficheren; rangordenen; rangschikken
ficher arrangeren; groeperen; indelen; ordenen; systematiseren ficheren; naar beneden gooien; neergooien; op de grond gooien; uithalen; uitspoken
grouper arrangeren; groeperen; indelen; ordenen; systematiseren bijeen voegen; bijeenzoeken; combineren; ficheren; groeperen; samenvoegen; vergaren; verzamelen
repartir arrangeren; groeperen; indelen; ordenen; systematiseren ficheren; ordenen; rangeren; schiften; sorteren; uitzoeken
systématiser arrangeren; groeperen; indelen; ordenen; systematiseren ficheren

Wiktionary: systematiseren

systematiseren
verb
  1. het stelselmatig ordenen volgens een vooropgezet systeem

Cross Translation:
FromToVia
systematiseren systématiser systematisieren — (transitiv) ein System schaffen, anlegen; in ein System bringen