Nederlands

Uitgebreide vertaling voor te keer gaan (Nederlands) in het Frans

te keer gaan:

te keer gaan werkwoord (ga te keer, gaat te keer, ging te keer, gingen te keer, te keer gegaan)

  1. te keer gaan (tieren; fulmineren; razen; tekeergaan)
    tempêter; fulminer; vociférer; hurler; gronder; insulter; bouillonner; injurier; mugir; s'emporter; faire rage; râler contre; crier fort; faire du tapage; tonner contre; lâcher des jurons; se fâcher tout rouge; se déchaîner contre
    • tempêter werkwoord (tempête, tempêtes, tempêtons, tempêtez, )
    • fulminer werkwoord (fulmine, fulmines, fulminons, fulminez, )
    • vociférer werkwoord (vocifère, vocifères, vociférons, vociférez, )
    • hurler werkwoord (hurle, hurles, hurlons, hurlez, )
    • gronder werkwoord (gronde, grondes, grondons, grondez, )
    • insulter werkwoord (insulte, insultes, insultons, insultez, )
    • bouillonner werkwoord (bouillonne, bouillonnes, bouillonnons, bouillonnez, )
    • injurier werkwoord (injurie, injuries, injurions, injuriez, )
    • mugir werkwoord (mugis, mugit, mugissons, mugissez, )
    • s'emporter werkwoord
    • faire rage werkwoord
    • râler contre werkwoord
    • crier fort werkwoord
    • faire du tapage werkwoord
    • tonner contre werkwoord
    • lâcher des jurons werkwoord

Conjugations for te keer gaan:

o.t.t.
  1. ga te keer
  2. gaat te keer
  3. gaat te keer
  4. gaan te keer
  5. gaan te keer
  6. gaan te keer
o.v.t.
  1. ging te keer
  2. ging te keer
  3. ging te keer
  4. gingen te keer
  5. gingen te keer
  6. gingen te keer
v.t.t.
  1. ben te keer gegaan
  2. bent te keer gegaan
  3. is te keer gegaan
  4. zijn te keer gegaan
  5. zijn te keer gegaan
  6. zijn te keer gegaan
v.v.t.
  1. was te keer gegaan
  2. was te keer gegaan
  3. was te keer gegaan
  4. waren te keer gegaan
  5. waren te keer gegaan
  6. waren te keer gegaan
o.t.t.t.
  1. zal te keer gaan
  2. zult te keer gaan
  3. zal te keer gaan
  4. zullen te keer gaan
  5. zullen te keer gaan
  6. zullen te keer gaan
o.v.t.t.
  1. zou te keer gaan
  2. zou te keer gaan
  3. zou te keer gaan
  4. zouden te keer gaan
  5. zouden te keer gaan
  6. zouden te keer gaan
diversen
  1. ga te keer!
  2. gat te keer!
  3. te keer gegaan
  4. te keer gaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor te keer gaan:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bouillonner fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren brullen; fulmineren; het uitgillen; opborrelen; opwellen; razen; tekeergaan; tieren; uitroepen; uitschreeuwen
crier fort fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren blaffen; brullen; bulderen; daveren; fulmineren; razen; schreeuwen; tekeergaan; tieren
faire du tapage fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren foeteren; fulmineren; razen; tekeergaan; tieren; vuilbekken
faire rage fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren brullen; donderen; foeteren; fulmineren; het uitgillen; kwaad zijn; razen; schuimbekken; tekeergaan; tieren; uit de slof schieten; uitroepen; uitschreeuwen; uitvaren; vuilbekken; woedend zijn
fulminer fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren brullen; donderen; foeteren; fulmineren; gillen; het uitgillen; ketteren; krijsen; kwaad zijn; razen; schreeuwen; schuimbekken; tekeergaan; tieren; uit de slof schieten; uitroepen; uitschreeuwen; uitvaren; uitvaren tegen; vuilbekken; woedend zijn
gronder fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; brommen; brullen; fulmineren; grommen; het uitgillen; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kankeren; klagen; klateren; knallen; knorren; knorrend geluid maken; kwalijk nemen; laken; mopperen; morren; nadragen; op vuur pruttelen; over iets mopperen; pruttelen; razen; smoren; stoffen; sudderen; tekeergaan; terechtwijzen; tieren; uitroepen; uitschreeuwen; vermanen; voor de voeten gooien
hurler fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren blaffen; blèren; brullen; bulderen; foeteren; fulmineren; gillen; het uitgillen; huilen; janken; krijsen; razen; schreeuwen; snikken; tekeergaan; tieren; uitbrullen; uitgieren; uitgillen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen; woeden
injurier fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren afgeven op; beledigen; benadelen; beschimpen; bespotten; bezeren; blesseren; donderen; foeteren; ketteren; krenken; kwetsen; nadeel berokkenen; schaden; schelden; tekeergaan; uit de slof schieten; uitjouwen; uitmaken voor; uitschelden; uitvaren; verwonden; vloeken
insulter fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren afgeven op; belasteren; beledigen; beschimpen; donderen; foeteren; grieven; ketteren; krenken; kwaadspreken; kwetsen; lasteren; pijn doen; schamperen; schelden; schelden op; smaden; smalen; tekeergaan; uit de slof schieten; uitjouwen; uitmaken voor; uitschelden; uitvaren; zeer doen
lâcher des jurons fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren fulmineren; razen; tekeergaan; tieren; vloeken
mugir fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren balken; brullen; foeteren; fulmineren; gillen; het uitgillen; huilen; janken; krijsen; loeien; razen; tekeergaan; tieren; uitgillen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen
râler contre fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren beledigen; donderen; foeteren; fulmineren; razen; schelden; tekeergaan; tieren; uit de slof schieten; uitjouwen; uitmaken voor; uitschelden; uitvaren; vuilbekken
s'emporter fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren fulmineren; opstuiven; opvliegen; razen; tekeergaan; tieren
se déchaîner contre fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren fulmineren; razen; tekeergaan; tieren
se fâcher tout rouge fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren fulmineren; razen; tekeergaan; tieren
tempêter fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren blaffen; brullen; bulderen; daveren; donderen; fulmineren; hard waaien; het uitgillen; ketteren; kwaad zijn; razen; schreeuwen; schuimbekken; stormen; tekeergaan; tieren; uit de slof schieten; uitroepen; uitschreeuwen; uitvaren; woeden; woedend zijn
tonner contre fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren blaffen; brullen; bulderen; daveren; fulmineren; razen; schreeuwen; tekeergaan; tieren
vociférer fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren brullen; donderen; foeteren; het uitgillen; ketteren; kwaad zijn; schuimbekken; tekeergaan; uit de slof schieten; uitroepen; uitschreeuwen; uitvaren; woedend zijn

Verwante vertalingen van te keer gaan