Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. temporiseren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor temporiseren (Nederlands) in het Frans

temporiseren:

temporiseren werkwoord (temporiseer, temporiseert, temporiseerde, temporiseerden, getemporiseerd)

  1. temporiseren (vertragen; ophouden)
    retarder; ralentir; attarder; cesser; temporiser; arrêter
    • retarder werkwoord (retarde, retardes, retardons, retardez, )
    • ralentir werkwoord (ralentis, ralentit, ralentissons, ralentissez, )
    • attarder werkwoord
    • cesser werkwoord (cesse, cesses, cessons, cessez, )
    • temporiser werkwoord (temporise, temporises, temporisons, temporisez, )
    • arrêter werkwoord (arrête, arrêtes, arrêtons, arrêtez, )
  2. temporiseren (vertragen; rekken)
    ralentir; retarder; temporiser
    • ralentir werkwoord (ralentis, ralentit, ralentissons, ralentissez, )
    • retarder werkwoord (retarde, retardes, retardons, retardez, )
    • temporiser werkwoord (temporise, temporises, temporisons, temporisez, )

Conjugations for temporiseren:

o.t.t.
  1. temporiseer
  2. temporiseert
  3. temporiseert
  4. temporiseren
  5. temporiseren
  6. temporiseren
o.v.t.
  1. temporiseerde
  2. temporiseerde
  3. temporiseerde
  4. temporiseerden
  5. temporiseerden
  6. temporiseerden
v.t.t.
  1. heb getemporiseerd
  2. hebt getemporiseerd
  3. heeft getemporiseerd
  4. hebben getemporiseerd
  5. hebben getemporiseerd
  6. hebben getemporiseerd
v.v.t.
  1. had getemporiseerd
  2. had getemporiseerd
  3. had getemporiseerd
  4. hadden getemporiseerd
  5. hadden getemporiseerd
  6. hadden getemporiseerd
o.t.t.t.
  1. zal temporiseren
  2. zult temporiseren
  3. zal temporiseren
  4. zullen temporiseren
  5. zullen temporiseren
  6. zullen temporiseren
o.v.t.t.
  1. zou temporiseren
  2. zou temporiseren
  3. zou temporiseren
  4. zouden temporiseren
  5. zouden temporiseren
  6. zouden temporiseren
en verder
  1. ben getemporiseerd
  2. bent getemporiseerd
  3. is getemporiseerd
  4. zijn getemporiseerd
  5. zijn getemporiseerd
  6. zijn getemporiseerd
diversen
  1. temporiseer!
  2. temporiseert!
  3. getemporiseerd
  4. temporiserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor temporiseren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arrêter aborteren; stilhouden; stoppen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arrêter ophouden; temporiseren; vertragen aanhouden; afhouden; aflaten; afsluiten; afzetten; arresteren; beletten; beslissen; besluiten; beëindigen; dwarsbomen; dwarsliggen; een einde maken aan; eindigen; ermee uitscheiden; ervanaf houden; gesprek beëindigen; gevangennemen; halt houden; in hechtenis nemen; inrekenen; opgeven; ophouden; oppakken; remmen; staken; stelpen; stillen; stilstaan; stilzetten; stoppen; stopzetten; tegenhouden; tegenwerken; tot staan brengen; tot stilstand brengen; tot stilstand komen; uitdoen; uitmaken; uitschakelen; uitscheiden; uitzetten; vatten; weerhouden
attarder ophouden; temporiseren; vertragen
cesser ophouden; temporiseren; vertragen afsluiten; beëindigen; een einde maken aan; eindigen; ermee uitscheiden; halt houden; opgeven; ophouden; remmen; staken; stoppen; stopzetten; tegenhouden; tot staan brengen; uitscheiden
ralentir ophouden; rekken; temporiseren; vertragen afremmen; gas terugnemen; remmen; stoppen
retarder ophouden; rekken; temporiseren; vertragen achteropraken; terugvallen
temporiser ophouden; rekken; temporiseren; vertragen aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; opschorten; opschuiven; rekken; talmen; teuten; treuzelen; uitstellen; verschuiven; vertragen; voor zich uitschuiven; zaniken; zeiken; zeuren