Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. tituleren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor tituleren (Nederlands) in het Frans

tituleren:

tituleren werkwoord (tituleer, tituleert, tituleerde, tituleerden, getituleerd)

  1. tituleren
    titulariser
    • titulariser werkwoord (titularise, titularises, titularisons, titularisez, )

Conjugations for tituleren:

o.t.t.
  1. tituleer
  2. tituleert
  3. tituleert
  4. tituleren
  5. tituleren
  6. tituleren
o.v.t.
  1. tituleerde
  2. tituleerde
  3. tituleerde
  4. tituleerden
  5. tituleerden
  6. tituleerden
v.t.t.
  1. heb getituleerd
  2. hebt getituleerd
  3. heeft getituleerd
  4. hebben getituleerd
  5. hebben getituleerd
  6. hebben getituleerd
v.v.t.
  1. had getituleerd
  2. had getituleerd
  3. had getituleerd
  4. hadden getituleerd
  5. hadden getituleerd
  6. hadden getituleerd
o.t.t.t.
  1. zal tituleren
  2. zult tituleren
  3. zal tituleren
  4. zullen tituleren
  5. zullen tituleren
  6. zullen tituleren
o.v.t.t.
  1. zou tituleren
  2. zou tituleren
  3. zou tituleren
  4. zouden tituleren
  5. zouden tituleren
  6. zouden tituleren
en verder
  1. ben getituleerd
  2. bent getituleerd
  3. is getituleerd
  4. zijn getituleerd
  5. zijn getituleerd
  6. zijn getituleerd
diversen
  1. tituleer!
  2. tituleert!
  3. getituleerd
  4. titulerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor tituleren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
titulariser tituleren