Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. toch:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor toch (Nederlands) in het Frans

toch:

toch bijwoord

  1. toch (desondanks; desalniettemin; niettegenstaande; evengoed)
    quand-même; néanmoins; toutefois; cependant; malgré cela; de toute façon
  2. toch (niettemin; desondanks; evenwel; nochtans)
    toutefois; tout de même; néanmoins; cependant

Vertaal Matrix voor toch:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- desalniettemin
ConjunctionVerwante vertalingenAndere vertalingen
- desondanks
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
cependant doch
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cependant desalniettemin; desondanks; evengoed; evenwel; niettegenstaande; niettemin; nochtans; toch 'tuurlijk; allicht; alvast; bijgevolg; doch; dus; echter; in de tussentijd; inmiddels; intussen; logisch; maar; mede; mee; natuurlijk; niettemin; nochtans; onderhand; ondertussen; onderwijl; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
de toute façon desalniettemin; desondanks; evengoed; niettegenstaande; toch 'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; hoe dan ook; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; sowieso; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
malgré cela desalniettemin; desondanks; evengoed; niettegenstaande; toch
néanmoins desalniettemin; desondanks; evengoed; evenwel; niettegenstaande; niettemin; nochtans; toch doch; echter; maar; mede; mee; niettemin; nochtans
quand-même desalniettemin; desondanks; evengoed; niettegenstaande; toch
tout de même desondanks; evenwel; niettemin; nochtans; toch 'tuurlijk; allicht; bijgevolg; daadwerkelijk; doch; dus; echter; inderdaad; jawel; jazeker; logisch; maar; metterdaad; natuurlijk; niettemin; nochtans; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; voorwaar; zeker; zonder twijfel
toutefois desalniettemin; desondanks; evengoed; evenwel; niettegenstaande; niettemin; nochtans; toch doch; echter; maar; mede; mee; niettemin; nochtans

Synoniemen voor "toch":


Verwante definities voor "toch":

  1. ondanks dat1
    • het regende hard, maar ik ging toch naar buiten1

Wiktionary: toch

toch
adverb
  1. in weerwil van iets
toch
  1. -
conjunction
  1. Conjonction qui introduit une condition (suivie d’une conséquence) ou une supposition qui peut être supprimée en utilisant un conditionnel. Dans le cas où, à condition que, supposer que.

Cross Translation:
FromToVia
toch de toute façon; quand même anyway — regardless
toch pourtant; toutefois; néanmoins nevertheless — in spite of what preceded
toch non; n'est-ce pas; hein right — checking agreement
toch néanmoins still — nevertheless
toch si yes — word used to indicate disagreement or dissent in reply to a negative statement