Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. toestemmend:
  2. toestemmen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor toestemmend (Nederlands) in het Frans

toestemmend:


toestemmen:

toestemmen werkwoord (stem toe, stemt toe, stemde toe, stemden toe, toegestemd)

  1. toestemmen (toestaan; laten; permitteren; )
    laisser; permettre; consentir à; agréer; consentir; approuver; concéder; tolérer; admettre; déclarer bon
    • laisser werkwoord (laisse, laisses, laissons, laissez, )
    • permettre werkwoord (permets, permet, permettons, permettez, )
    • consentir à werkwoord
    • agréer werkwoord (agrée, agrées, agréons, agréez, )
    • consentir werkwoord (consens, consent, consentons, consentez, )
    • approuver werkwoord (approuve, approuves, approuvons, approuvez, )
    • concéder werkwoord (concède, concèdes, concédons, concédez, )
    • tolérer werkwoord (tolère, tolères, tolérons, tolérez, )
    • admettre werkwoord (admets, admet, admettons, admettez, )
    • déclarer bon werkwoord
  2. toestemmen (goed vinden; toestaan)
    permettre; accorder; consentir; autoriser; concéder
    • permettre werkwoord (permets, permet, permettons, permettez, )
    • accorder werkwoord (accorde, accordes, accordons, accordez, )
    • consentir werkwoord (consens, consent, consentons, consentez, )
    • autoriser werkwoord (autorise, autorises, autorisons, autorisez, )
    • concéder werkwoord (concède, concèdes, concédons, concédez, )

Conjugations for toestemmen:

o.t.t.
  1. stem toe
  2. stemt toe
  3. stemt toe
  4. stemmen toe
  5. stemmen toe
  6. stemmen toe
o.v.t.
  1. stemde toe
  2. stemde toe
  3. stemde toe
  4. stemden toe
  5. stemden toe
  6. stemden toe
v.t.t.
  1. heb toegestemd
  2. hebt toegestemd
  3. heeft toegestemd
  4. hebben toegestemd
  5. hebben toegestemd
  6. hebben toegestemd
v.v.t.
  1. had toegestemd
  2. had toegestemd
  3. had toegestemd
  4. hadden toegestemd
  5. hadden toegestemd
  6. hadden toegestemd
o.t.t.t.
  1. zal toestemmen
  2. zult toestemmen
  3. zal toestemmen
  4. zullen toestemmen
  5. zullen toestemmen
  6. zullen toestemmen
o.v.t.t.
  1. zou toestemmen
  2. zou toestemmen
  3. zou toestemmen
  4. zouden toestemmen
  5. zouden toestemmen
  6. zouden toestemmen
en verder
  1. ben toegestemd
  2. bent toegestemd
  3. is toegestemd
  4. zijn toegestemd
  5. zijn toegestemd
  6. zijn toegestemd
diversen
  1. stem toe!
  2. stemt toe!
  3. toegestemd
  4. toestemmend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor toestemmen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
accorder goed vinden; toestaan; toestemmen afspreken; afstaan; afstellen; afstemmen; akkoord gaan; autoriseren; doneren; gelijkschakelen; geven; gunnen; gunst verlenen; iets overeenkomen; iets toekennen; instemmen; inwilligen; laten; overeenbrengen; overgeven; permitteren; schenken; toebedelen; toekennen; toelaten; toestaan; toewijzen; vergunnen; verlenen
admettre dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen aannemen; aantrekken; aanvaarden; accepteren; afgeven; als waar erkennen; autoriseren; bekennen; binnen laten; dulden; erkennen; erop achteruitgaan; gedogen; geld inleveren; iemand toelaten; inlaten; inleveren; laten; overhandigen; permitteren; rekruteren; ronselen; toegang verschaffen; toegeven; toelaten; tolereren; vergunnen
agréer dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen autoriseren; inwilligen; toestaan; vergunnen; zich laten welgevallen
approuver dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen autoriseren; beamen; bevestigen; bijvallen; billijken; fiatteren; gelijk geven; goedkeuren; goedvinden; instemmen; onderschrijven; permitteren; rugsteunen; staven; steunen; toestaan; toestemmen in; toestemming verlenen
autoriser goed vinden; toestaan; toestemmen autoriseren; dulden; fiatteren; gedogen; goedkeuren; goedvinden; laten; machtigen; permitteren; toekennen; toelaten; toestaan; toestemming verlenen; tolereren; vergunnen; verlenen; volmacht geven; volmachtigen
concéder dulden; duren; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen afstaan; gunnen; iets toekennen; laten; overgeven; permitteren; toebedelen; toekennen; toelaten; toewijzen
consentir dulden; duren; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen akkoord gaan; akkoord gaan met; autoriseren; beamen; bevestigen; bijvallen; dulden; fiatteren; gedogen; gelijk geven; getroosten; goedkeuren; goedvinden; gunnen; iets toekennen; instemmen; kloppen met; moeite doen; onderschrijven; overeenkomen; overeenkomen met; overeenstemmen met; permitteren; rugsteunen; staven; steunen; stroken; stroken met; toebedelen; toekennen; toestaan; toestemmen in; toestemming verlenen; toewijzen; tolereren; vergunnen; verlenen; veroorloven
consentir à dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen autoriseren; eens worden; gunnen; gunst verlenen; inwilligen; overeenkomen; overeenstemmen; toekennen; toestaan; vergunnen; verlenen
déclarer bon dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen autoriseren; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; toestemming verlenen
laisser dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen achterlaten; afstaan; bevrijden; ermee uitscheiden; iemand iets nalaten; in vrijheid stellen; laten staan; legateren; loslaten; losmaken; nalaten; opgeven; ophouden; overgeven; staken; stoppen; teruglaten; uitscheiden; van de boeien ontdoen; vererven; vermaken; veronachtzamen; vrijlaten
permettre dulden; duren; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen autoriseren; dulden; fiatteren; gedogen; goedkeuren; goedvinden; gunnen; gunst verlenen; horen; in staat stellen; inwilligen; laten; mogelijk maken; permitteren; te horen krijgen; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen in; toestemming verlenen; tolereren; vergunnen; verlenen; vernemen; veroorloven
tolérer dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen autoriseren; doorleven; doorstaan; dulden; gedogen; horen; laten; permitteren; te horen krijgen; toelaten; tolereren; velen; verdragen; verduren; vergunnen; vernemen; verteren