Nederlands

Uitgebreide vertaling voor tralie (Nederlands) in het Frans

tralie:

tralie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de tralie (stijl; spijl)
    la grille; le barreaux; le barreau; le grillage; la grilles
    • grille [la ~] zelfstandig naamwoord
    • barreaux [le ~] zelfstandig naamwoord
    • barreau [le ~] zelfstandig naamwoord
    • grillage [le ~] zelfstandig naamwoord
    • grilles [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor tralie:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
barreau spijl; stijl; tralie baton; staaf; staf; stang; stok
barreaux spijl; stijl; tralie afsluitbomen; grendels; raster; rastering; rasterwerk; rooster; slagbomen; sluitbomen; spijlen; staven; traliewerk; traliën
grillage spijl; stijl; tralie afrastering; afscherming; begrenzing; grendels; hekwerk; latwerk; omheining; omrastering; raster; rastering; rasterwerk; rooster; spijlen; traliewerk; traliën
grille spijl; stijl; tralie afrastering; afscheiding; grendels; hek; hekwerk; latwerk; omheining; omrastering; raster; rastering; rasterwerk; rek; rooster; spijlen; stellage; stelling; traliewerk; traliën
grilles spijl; stijl; tralie afsluitbomen; roosters; slagbomen; sluitbomen; spijlen; staven; traliewerk; traliën

Verwante woorden van "tralie":

  • tralies, tralietje, tralietjes

tralie vorm van traliën:

traliën werkwoord (tralie, traliet, traliede, tralieden, getralied)

  1. traliën
    griller; grillager; treillager
    • griller werkwoord (grille, grilles, grillons, grillez, )
    • grillager werkwoord (grillage, grillages, grillageons, grillagez, )
    • treillager werkwoord (treillage, treillages, treillageons, treillagez, )

Conjugations for traliën:

o.t.t.
  1. tralie
  2. traliet
  3. traliet
  4. tralieen
  5. tralieen
  6. tralieen
o.v.t.
  1. traliede
  2. traliede
  3. traliede
  4. tralieden
  5. tralieden
  6. tralieden
v.t.t.
  1. heb getralied
  2. hebt getralied
  3. heeft getralied
  4. hebben getralied
  5. hebben getralied
  6. hebben getralied
v.v.t.
  1. had getralied
  2. had getralied
  3. had getralied
  4. hadden getralied
  5. hadden getralied
  6. hadden getralied
o.t.t.t.
  1. zal traliën
  2. zult traliën
  3. zal traliën
  4. zullen traliën
  5. zullen traliën
  6. zullen traliën
o.v.t.t.
  1. zou traliën
  2. zou traliën
  3. zou traliën
  4. zouden traliën
  5. zouden traliën
  6. zouden traliën
en verder
  1. ben getralied
  2. bent getralied
  3. is getralied
  4. zijn getralied
  5. zijn getralied
  6. zijn getralied
diversen
  1. tralie!
  2. traliet!
  3. getralied
  4. traliend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

traliën [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de traliën (traliewerk; spijlen)
    la grilles; la grille; le grillage; le barreaux; la barres; le barrages; la barrières; la fermetures

Vertaal Matrix voor traliën:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
barrages spijlen; traliewerk; traliën afsluitbomen; keerdammen; slagbomen; sluitbomen; staven
barreaux spijlen; traliewerk; traliën afsluitbomen; grendels; raster; rastering; rasterwerk; rooster; slagbomen; sluitbomen; spijl; staven; stijl; tralie
barres spijlen; traliewerk; traliën afsluitbomen; slagbomen; sluitbomen; staven
barrières spijlen; traliewerk; traliën afsluitbomen; grendels; raster; rastering; rasterwerk; rooster; slagbomen; sluitbomen; staven
fermetures spijlen; traliewerk; traliën afsluitbomen; slagbomen; sluitbomen; sluitingen
grillage spijlen; traliewerk; traliën afrastering; afscherming; begrenzing; grendels; hekwerk; latwerk; omheining; omrastering; raster; rastering; rasterwerk; rooster; spijl; spijlen; stijl; tralie
grille spijlen; traliewerk; traliën afrastering; afscheiding; grendels; hek; hekwerk; latwerk; omheining; omrastering; raster; rastering; rasterwerk; rek; rooster; spijl; spijlen; stellage; stelling; stijl; tralie
grilles spijlen; traliewerk; traliën afsluitbomen; roosters; slagbomen; sluitbomen; spijl; staven; stijl; tralie
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
grillager traliën
griller traliën bakken; barbecuen; blakeren; branden; grillen; grilleren; roosteren; verschroeien; verzengen; zengen
treillager traliën