Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor trappen (Nederlands) in het Frans

trappen:

trappen werkwoord (trap, trapt, trapte, trapten, getrapt)

  1. trappen (trappen geven; schoppen)
    botter; donner des coups de pied; frapper du pied
    • botter werkwoord (botte, bottes, bottons, bottez, )
    • frapper du pied werkwoord

Conjugations for trappen:

o.t.t.
  1. trap
  2. trapt
  3. trapt
  4. trappen
  5. trappen
  6. trappen
o.v.t.
  1. trapte
  2. trapte
  3. trapte
  4. trapten
  5. trapten
  6. trapten
v.t.t.
  1. heb getrapt
  2. hebt getrapt
  3. heeft getrapt
  4. hebben getrapt
  5. hebben getrapt
  6. hebben getrapt
v.v.t.
  1. had getrapt
  2. had getrapt
  3. had getrapt
  4. hadden getrapt
  5. hadden getrapt
  6. hadden getrapt
o.t.t.t.
  1. zal trappen
  2. zult trappen
  3. zal trappen
  4. zullen trappen
  5. zullen trappen
  6. zullen trappen
o.v.t.t.
  1. zou trappen
  2. zou trappen
  3. zou trappen
  4. zouden trappen
  5. zouden trappen
  6. zouden trappen
en verder
  1. ben getrapt
  2. bent getrapt
  3. is getrapt
  4. zijn getrapt
  5. zijn getrapt
  6. zijn getrapt
diversen
  1. trap!
  2. trapt!
  3. getrapt
  4. trappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor trappen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
botter schoppen; trappen; trappen geven
donner des coups de pied schoppen; trappen; trappen geven aftrappen
frapper du pied schoppen; trappen; trappen geven stampen; stampvoeten
- lopen

Verwante woorden van "trappen":


Wiktionary: trappen


Cross Translation:
FromToVia
trappen botter boot — kick
trappen botter; kicker kick — strike with or raise the foot or leg

trappen vorm van trap:

trap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de trap (trapje)
    – schuin bouwsel met treden waarlangs je naar boven of beneden kunt 1
    l'escalier; le marchepied; l'échelle; l'escabeau
  2. de trap (voetbeweging; schop)
    – harde stoot met je voet 1
  3. de trap (opgang)
    – schuin bouwsel met treden waarlangs je naar boven of beneden kunt 1
    la montée; l'escalier d'accès

trap

  1. trap
    l'interruption

Vertaal Matrix voor trap:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
coup schop; trap; voetbeweging beurse plek; bluts; botsing; coup; deuk; dreun; dronk; duw; duwtje; gekke streek; harde slag; hengst; instulping; jens; klap; klokslag; klop; knal; kwak; lel; mep; messteek; muilpeer; opdonder; opduvel; opeen knallen; oplawaai; peut; por; putsch; rare streek; schaakstukverplaatsing; schaakzet; scheutje; slag; slok; smak; staatsgreep; steek; stoot; stootje; teug; tik; toegebrachte klap; tussendoortje; uithaal; vluggertje; vuistslag; zet
escabeau trap; trapje keukentrap; kruk; krukje; pianokrukje; poef; taboeret; voetsteun
escalier trap; trapje
escalier d'accès opgang; trap
interruption trap IRQ; bemoeienis; breuk; fractuur; inlating; inmenging; interrupt; interruptaanvraag; interruptie; lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; onderbreken; onderbreking; opstootje; ordeverstoring; rel; schafttijd; schaftuur; stoornis; storing; stremming; vastlopen; verbreken; verbreking; verstoring
marchepied trap; trapje opstap; trapladder; trapleer; treeplank
montée opgang; trap aangroei; aangroeiing; aanvoerweg; aanwas; aanwinst; beklimming; bestijging; bevordering; expansie; graad van doctor verkrijgen; groei; groter worden; inrit; klim; opklimmen; opklimming in rang; oprijden; oprijlaan; oprit; promotie; stijgen; stijging; toename; toeneming; uitbreiding; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; versterking
échelle trap; trapje gamma; hiërarchie; klimladder; ladder; leer; octaaf; rang; rangorde; schaalaanwijzing; schaalverdeling; toonladder; toonschaal; trapladder; trapleer; volgorde

Verwante woorden van "trap":


Synoniemen voor "trap":


Verwante definities voor "trap":

  1. harde stoot met je voet1
    • hij gaf een trap tegen de bal1
  2. schuin bouwsel met treden waarlangs je naar boven of beneden kunt1
    • hij gaat via de trap naar boven1
  3. vorm van het bijvoeglijk naamwoord dat een graad uitdrukt1
    • na 'groot' komen de trappen 'groter' en 'grootst'1

Wiktionary: trap

trap
noun
  1. espace compris entre deux marches d’un escalier.
  2. Ensemble de marches
  3. Petit échassier

Cross Translation:
FromToVia
trap outarde bustard — any of several birds of the family Otididae
trap escalier; volée stair — series of steps
trap escalier staircase — stairway
trap escalier stairs — contiguous set of steps

Verwante vertalingen van trappen