Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. uit elkaar vliegen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uit elkaar vliegen (Nederlands) in het Frans

uit elkaar vliegen:

uit elkaar vliegen werkwoord (vlieg uit elkaar, vliegt uit elkaar, vloog uit elkaar, vlogen uit elkaar, uit elkaar gevlogen)

  1. uit elkaar vliegen (uit elkaar stuiven; uiteenvliegen; uiteenstuiven)
    dissiper; se disperser; s'égailler; s'envoler en toutes directions
    • dissiper werkwoord (dissipe, dissipes, dissipons, dissipez, )
    • se disperser werkwoord
    • s'égailler werkwoord

Conjugations for uit elkaar vliegen:

o.t.t.
  1. vlieg uit elkaar
  2. vliegt uit elkaar
  3. vliegt uit elkaar
  4. vliegen uit elkaar
  5. vliegen uit elkaar
  6. vliegen uit elkaar
o.v.t.
  1. vloog uit elkaar
  2. vloog uit elkaar
  3. vloog uit elkaar
  4. vlogen uit elkaar
  5. vlogen uit elkaar
  6. vlogen uit elkaar
v.t.t.
  1. ben uit elkaar gevlogen
  2. bent uit elkaar gevlogen
  3. is uit elkaar gevlogen
  4. zijn uit elkaar gevlogen
  5. zijn uit elkaar gevlogen
  6. zijn uit elkaar gevlogen
v.v.t.
  1. was uit elkaar gevlogen
  2. was uit elkaar gevlogen
  3. was uit elkaar gevlogen
  4. waren uit elkaar gevlogen
  5. waren uit elkaar gevlogen
  6. waren uit elkaar gevlogen
o.t.t.t.
  1. zal uit elkaar vliegen
  2. zult uit elkaar vliegen
  3. zal uit elkaar vliegen
  4. zullen uit elkaar vliegen
  5. zullen uit elkaar vliegen
  6. zullen uit elkaar vliegen
o.v.t.t.
  1. zou uit elkaar vliegen
  2. zou uit elkaar vliegen
  3. zou uit elkaar vliegen
  4. zouden uit elkaar vliegen
  5. zouden uit elkaar vliegen
  6. zouden uit elkaar vliegen
diversen
  1. vlieg uit elkaar!
  2. vliegt uit elkaar!
  3. uit elkaar gevlogen
  4. uit elkaar vliegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor uit elkaar vliegen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dissiper uit elkaar stuiven; uit elkaar vliegen; uiteenstuiven; uiteenvliegen uiteendrijven; verbeuzelen; verdoen; verknoeien; verlummelen; verspillen
s'envoler en toutes directions uit elkaar stuiven; uit elkaar vliegen; uiteenstuiven; uiteenvliegen
s'égailler uit elkaar stuiven; uit elkaar vliegen; uiteenstuiven; uiteenvliegen
se disperser uit elkaar stuiven; uit elkaar vliegen; uiteenstuiven; uiteenvliegen uiteendrijven; uitwaaieren; uitzwermen; verspreiden; waaieren; zich verspreiden

Verwante vertalingen van uit elkaar vliegen