Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. uitgekozen:
  2. uitkiezen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uitgekozen (Nederlands) in het Frans

uitgekozen:

uitgekozen bijvoeglijk naamwoord

  1. uitgekozen (geselecteerd; uitgezocht)
    choisi
    • choisi bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor uitgekozen:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
choisi geselecteerd; uitgekozen; uitgezocht assorti; gekozen; geselecteerd; gesorteerd; heel mooi; uitgelezen; uitgezocht; uitverkoren; verkozen; waaraan voorkeur is gegeven

Verwante woorden van "uitgekozen":

  • uitgekozene

uitgekozen vorm van uitkiezen:

uitkiezen werkwoord (kies uit, kiest uit, koos uit, kozen uit, uitgekozen)

  1. uitkiezen (selecteren; kiezen; uitzoeken; )
    choisir; sélectionner; élire; préférer; opter pour; prendre
    • choisir werkwoord (choisis, choisit, choisissons, choisissez, )
    • sélectionner werkwoord (sélectionne, sélectionnes, sélectionnons, sélectionnez, )
    • élire werkwoord (élis, élit, élisons, élisez, )
    • préférer werkwoord (préfère, préfères, préférons, préférez, )
    • opter pour werkwoord
    • prendre werkwoord (prends, prend, prenons, prenez, )

Conjugations for uitkiezen:

o.t.t.
  1. kies uit
  2. kiest uit
  3. kiest uit
  4. kiezen uit
  5. kiezen uit
  6. kiezen uit
o.v.t.
  1. koos uit
  2. koos uit
  3. koos uit
  4. kozen uit
  5. kozen uit
  6. kozen uit
v.t.t.
  1. heb uitgekozen
  2. hebt uitgekozen
  3. heeft uitgekozen
  4. hebben uitgekozen
  5. hebben uitgekozen
  6. hebben uitgekozen
v.v.t.
  1. had uitgekozen
  2. had uitgekozen
  3. had uitgekozen
  4. hadden uitgekozen
  5. hadden uitgekozen
  6. hadden uitgekozen
o.t.t.t.
  1. zal uitkiezen
  2. zult uitkiezen
  3. zal uitkiezen
  4. zullen uitkiezen
  5. zullen uitkiezen
  6. zullen uitkiezen
o.v.t.t.
  1. zou uitkiezen
  2. zou uitkiezen
  3. zou uitkiezen
  4. zouden uitkiezen
  5. zouden uitkiezen
  6. zouden uitkiezen
en verder
  1. ben uitgekozen
  2. bent uitgekozen
  3. is uitgekozen
  4. zijn uitgekozen
  5. zijn uitgekozen
  6. zijn uitgekozen
diversen
  1. kies uit!
  2. kiest uit!
  3. uitgekozen
  4. uitkiezend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor uitkiezen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
choisir kiezen; schiften; selecteren; selectie toepassen; uitkiezen; uitpikken; uitzoeken; ziften opteren; selectie toepassen; uitverkiezen; verkiezen
opter pour kiezen; schiften; selecteren; selectie toepassen; uitkiezen; uitpikken; uitzoeken; ziften selectie toepassen; uitverkiezen; verkiezen
prendre kiezen; schiften; selecteren; selectie toepassen; uitkiezen; uitpikken; uitzoeken; ziften aangaan; aanhouden; aanklampen; aannemen; aanpakken; aanvaarden; aanvangen; aanwerven; aanwrijven; absorberen; accepteren; achteroverdrukken; afhalen; afhalen en meenemen; afnemen; arresteren; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; beginnen; benemen; beroven van; beschuldigen; bevangen; bezetten; bezigen; binden; blameren; boeien; buitmaken; cadeau aannemen; depriveren; eigen maken; fascineren; gappen; gebruik maken van; gebruiken; gevangennemen; graaien; grijpen; grissen; hanteren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; iets bemachtigen; iets halen; in ontvangst nemen; ingrijpen; inpikken; inrekenen; intrigeren; jatten; kapen; ketenen; klauwen; kluisteren; kopen; kwalijk nemen; laken; leegstelen; meenemen; nadragen; nemen; ondernemen; ontfutselen; ontnemen; ontoegankelijk maken; ontvangen; ontvreemden; ophalen; opnemen; oppakken; oppikken; oprapen; opslorpen; opslurpen; opsnappen; pakken; pikken; plunderen; rekruteren; roven; snaaien; starten; stelen; te kort doen; te pakken krijgen; toegrijpen; toetasten; toeëigenen; van start gaan; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; verkrijgen; veroveren; verstrikken; vervreemden; verwerven; voor de voeten gooien; weghalen; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken; werven; zich bedienen
préférer kiezen; schiften; selecteren; selectie toepassen; uitkiezen; uitpikken; uitzoeken; ziften prefereren; selectie toepassen; uitverkiezen; verkiezen
sélectionner kiezen; schiften; selecteren; selectie toepassen; uitkiezen; uitpikken; uitzoeken; ziften doorzijgen; filteren; filtreren; ordenen; rangeren; schiften; selecteren; selectie toepassen; sorteren; uitverkiezen; uitzoeken; verkiezen; zeven; ziften
élire kiezen; schiften; selecteren; selectie toepassen; uitkiezen; uitpikken; uitzoeken; ziften selectie toepassen; uitverkiezen; verkiezen
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
choisir kiezen

Wiktionary: uitkiezen

uitkiezen
verb
  1. choisir quelqu’un pour fils ou pour fille et lui en donner les droits civils en remplir certaines conditions prescrire par la loi.
  2. Action de faire un choix ; prendre une personne ou une chose de préférence à une autre ou à plusieurs autres.
  3. Traduction à trier
  4. Choisir entre deux ou plusieurs choses qu’on ne peut avoir ensemble, entre deux ou plusieurs partis pour l’un desquels il faut se déterminer.
  5. choisir (généralement le meilleur ou les meilleurs) parmi un groupe.

Cross Translation:
FromToVia
uitkiezen choisir choose — to pick
uitkiezen choisir; sélectionner select — to choose one or more elements from a set
uitkiezen choisir auswählen — (transitiv) sich für eine von mehreren Möglichkeiten entscheiden