Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vastgesteld (Nederlands) in het Frans

vastgesteld:

vastgesteld bijvoeglijk naamwoord

  1. vastgesteld (definitief; vaststaand; permanent)
    définitif; définitivement; permanent; fixe; irrévocable; pour toujours; pour de bon; établi; certain

Vertaal Matrix voor vastgesteld:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
permanent vrijgestelde
établi schaafbank; werkbank
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
certain definitief; permanent; vastgesteld; vaststaand absoluut; beslist; feitelijk; geheid; gewis; heel zeker; heus; onafwendbaar; ongetwijfeld; onherroepelijk; onontkoombaar; onvermijdelijk; onvoorwaardelijk; pertinent; reëel; ronduit; stellig; ten enenmale; vast; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
définitif definitief; permanent; vastgesteld; vaststaand definitieve; onafwendbaar; onherroepelijk; onontkoombaar; onvermijdelijk
définitivement definitief; permanent; vastgesteld; vaststaand definitief; onafwendbaar; onherroepelijk; onontkoombaar; onverandelijk; onvermijdelijk; permanent; voorgoed
fixe definitief; permanent; vastgesteld; vaststaand bestendig; chagrijnig; geconcentreerd; ingespannen; knorrig; korzelig; nors; nurks; onafgewend; onbuigzaam; onveranderlijk; onverzettelijk; star; stijfkoppig; strak; stug; taai; van sterk gehalte; verdiept; verstard
irrévocable definitief; permanent; vastgesteld; vaststaand definitieve; onafwendbaar; onherroepelijk; onherstelbaar; onontkoombaar; onvermijdelijk; onweerlegbaar; reddeloos; vast en zeker
permanent definitief; permanent; vastgesteld; vaststaand aaneengesloten; aanhoudend; aldoor; almaar; altijd; altijddurend; bestendig; blijvend; constant; continu; continue; de hele tijd; doorgaand; doorlopend; eeuwig; gedurig; immer; onafgebroken; ononderbroken; onophoudelijk; onveranderlijk; onvermoeibaar; permanent; steeds; telkens; voortdurend
pour de bon definitief; permanent; vastgesteld; vaststaand definitief; onverandelijk; permanent; voorgoed
pour toujours definitief; permanent; vastgesteld; vaststaand altijd; altijddurend; altoos; definitief; eeuwig; eeuwigdurend; eindeloos; immer; onverandelijk; onvergankelijk; permanent; voor altijd; voor het leven; voor immer; voorgoed
établi definitief; permanent; vastgesteld; vaststaand gesticht; gevestigd; gezeten; opgericht

Verwante woorden van "vastgesteld":

  • vastgestelde

vaststellen:

vaststellen werkwoord (stel vast, stelt vast, stelde vast, stelden vast, vastgesteld)

  1. vaststellen (determineren; bepalen)
    déterminer; établir; définir; constater; estimer; vérifier; identifier; qualifier
    • déterminer werkwoord (détermine, détermines, déterminons, déterminez, )
    • établir werkwoord (établis, établit, établissons, établissez, )
    • définir werkwoord (définis, définit, définissons, définissez, )
    • constater werkwoord (constate, constates, constatons, constatez, )
    • estimer werkwoord (estime, estimes, estimons, estimez, )
    • vérifier werkwoord (vérifie, vérifies, vérifions, vérifiez, )
    • identifier werkwoord (identifie, identifies, identifions, identifiez, )
    • qualifier werkwoord (qualifie, qualifies, qualifions, qualifiez, )
  2. vaststellen (constateren)
    constater; déterminer
    • constater werkwoord (constate, constates, constatons, constatez, )
    • déterminer werkwoord (détermine, détermines, déterminons, déterminez, )

Conjugations for vaststellen:

o.t.t.
  1. stel vast
  2. stelt vast
  3. stelt vast
  4. stellen vast
  5. stellen vast
  6. stellen vast
o.v.t.
  1. stelde vast
  2. stelde vast
  3. stelde vast
  4. stelden vast
  5. stelden vast
  6. stelden vast
v.t.t.
  1. heb vastgesteld
  2. hebt vastgesteld
  3. heeft vastgesteld
  4. hebben vastgesteld
  5. hebben vastgesteld
  6. hebben vastgesteld
v.v.t.
  1. had vastgesteld
  2. had vastgesteld
  3. had vastgesteld
  4. hadden vastgesteld
  5. hadden vastgesteld
  6. hadden vastgesteld
o.t.t.t.
  1. zal vaststellen
  2. zult vaststellen
  3. zal vaststellen
  4. zullen vaststellen
  5. zullen vaststellen
  6. zullen vaststellen
o.v.t.t.
  1. zou vaststellen
  2. zou vaststellen
  3. zou vaststellen
  4. zouden vaststellen
  5. zouden vaststellen
  6. zouden vaststellen
en verder
  1. ben vastgesteld
  2. bent vastgesteld
  3. is vastgesteld
  4. zijn vastgesteld
  5. zijn vastgesteld
  6. zijn vastgesteld
diversen
  1. stel vast!
  2. stelt vast!
  3. vastgesteld
  4. vaststellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

vaststellen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. vaststellen (bepalen)
    la fait d'établir

Vertaal Matrix voor vaststellen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fait d'établir bepalen; vaststellen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
constater bepalen; constateren; determineren; vaststellen aanschouwen; bekijken; bemerken; bespeuren; gewaarworden; kijken; merken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; signaleren; staren; turen; voelen; waarnemen; zien
définir bepalen; determineren; vaststellen bepalen; beschrijven; definiëren; karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; mededelen; nader omschrijven; omschrijven; preciseren; typeren; uiteenzetten; uitstippelen; uitzetten; verhalen; vertellen; zeggen
déterminer bepalen; constateren; determineren; vaststellen adviseren; afwegen; bepalen; bestemmen; definiëren; een ereteken geven; iets aanraden; ingeven; karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; lokaliseren; nader omschrijven; omschrijven; onderscheiden; opsporen; overdenken; overwegen; plaats toekennen; plaatsen; preciseren; raden; suggereren; traceren; typeren; vinden
estimer bepalen; determineren; vaststellen aannemen; achten; adviseren; afwegen; appreciëren; becijferen; begroten; bepalen; beraden; beramen; berekenen; calculeren; consideren; eerbiedigen; geloven; gissen; gissing maken; hoogachten; hoogschatten; iets aanraden; iets overwegen; in acht nemen; ingeven; inschatten; ontzien; op prijs stellen; overdenken; overwegen; raden; ramen; respecteren; schatten; sparen; suggereren; taxeren; uitrekenen; uitwerken; verschonen; waarderen
identifier bepalen; determineren; vaststellen identificeren; identiteit vaststellen; legitimeren; vereenzelvigen
qualifier bepalen; determineren; vaststellen kwalificeren
vérifier bepalen; determineren; vaststellen aantonen; beproeven; bewijzen; checken; controleren; iets opzoeken; keuren; nagaan; nakijken; naspeuren; nasporen; natrekken; navragen; nazoeken; onderzoeken; staven; testen; verifieren; verifiëren; zekerstellen
établir bepalen; determineren; vaststellen aarden; baseren; formeren; funderen; gronden; grondvesten; instellen; invoeren; koloniseren; oprichten; settelen; stichten; vestigen
- bepalen; beslissen; besluiten; constateren; uitmaken

Synoniemen voor "vaststellen":


Verwante definities voor "vaststellen":

  1. zeggen hoe het is of wat er gebeurt1
    • de oorzaak van het ongeluk kon niet vastgesteld worden1
  2. zien dat het zo is1
    • hij stelde vast dat ze groene ogen had1

Wiktionary: vaststellen

vaststellen
Cross Translation:
FromToVia
vaststellen fixer; poser appoint — to constitute; to ordain; to prescribe; to fix the time and place of
vaststellen constater; définir ascertain — find out; discover or establish
vaststellen déterminer determine — to set the limits of
vaststellen retenir festhaltendeutlich erwähnen; in Erinnerung rufen