Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. venijn:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor venijn (Nederlands) in het Frans

venijn:

venijn [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het venijn (venijnigheid; virulentie; giftigheid)
    la vilenie; la virulence; la perfidie; la méchanceté; la malveillance; la bassesse; la malignité; la venimosité

Vertaal Matrix voor venijn:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bassesse giftigheid; venijn; venijnigheid; virulentie boosaardigheid; doortraptheid; gemeenheid; gewiekstheid; gladheid; kwaadaardigheid; kwaadwilligheid; laaghartigheid; listigheid; slechtheid; sluwheid; snoodheid; verachtelijkheid
malignité giftigheid; venijn; venijnigheid; virulentie arglist; arglistigheid; boosaardigheid; doortraptheid; gemeenheid; geslepenheid; kwaadaardigheid; kwaadwilligheid; leepheid; linkheid; listigheid; slechtheid; sluwheid
malveillance giftigheid; venijn; venijnigheid; virulentie boosaardigheid; gemeenheid; kwaadaardigheid; kwaadwilligheid; slechtheid
méchanceté giftigheid; venijn; venijnigheid; virulentie boevenstreek; boosaardigheid; gemeenheid; gemene streek; hatelijke opmerking; hatelijkheid; kwaadaardigheid; kwaadwilligheid; lelijkheid; ondeugendheid; rotstreek; sarcasme; schurkachtigheid; schurkenstreek; slechtheid; slinksheid; stekeligheid; stoutheid
perfidie giftigheid; venijn; venijnigheid; virulentie arglist; arglistigheid; doortraptheid; geniepigheid; geslepenheid; gewiekstheid; gladheid; het niet-trouw-zijn; leepheid; linkheid; listigheid; onechtheid; ontrouw; perfidie; sluwheid; snoodheid; trouwbreuk; trouweloosheid; valsheid; verraderlijke eigenschap; verraderlijkheid
venimosité giftigheid; venijn; venijnigheid; virulentie boosaardigheid; gemeenheid; kwaadaardigheid; kwaadwilligheid; slechtheid
vilenie giftigheid; venijn; venijnigheid; virulentie boevenstreek; boosaardigheid; doortraptheid; gemeenheid; gemene streek; gewiekstheid; gladheid; kwaadaardigheid; kwaadwilligheid; laaghartigheid; listigheid; rotstreek; schurkenstreek; slechtheid; sluwheid; snoodheid
virulence giftigheid; venijn; venijnigheid; virulentie boosaardigheid; gemeenheid; giftigheid; kwaadaardigheid; kwaadheid; kwaadwilligheid; razernij; slechtheid; toorn; woede

Wiktionary: venijn

venijn
noun
  1. poison produit, chez certains animaux, par sécrétion, et qui, introduire dans le sang d’un autre animal ou d’un homme par une morsure ou une piqûre, amène de graves désordres et même la mort.

Cross Translation:
FromToVia
venijn venin venom — poison carried by animal