Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. vloeken:
  2. vloek:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vloeken (Nederlands) in het Frans

vloeken:

vloeken werkwoord (vloek, vloekt, vloekte, vloekten, gevloekt)

  1. vloeken
    jurer; injurier; lâcher des jurons
    • jurer werkwoord (jure, jures, jurons, jurez, )
    • injurier werkwoord (injurie, injuries, injurions, injuriez, )
    • lâcher des jurons werkwoord

Conjugations for vloeken:

o.t.t.
  1. vloek
  2. vloekt
  3. vloekt
  4. vloeken
  5. vloeken
  6. vloeken
o.v.t.
  1. vloekte
  2. vloekte
  3. vloekte
  4. vloekten
  5. vloekten
  6. vloekten
v.t.t.
  1. heb gevloekt
  2. hebt gevloekt
  3. heeft gevloekt
  4. hebben gevloekt
  5. hebben gevloekt
  6. hebben gevloekt
v.v.t.
  1. had gevloekt
  2. had gevloekt
  3. had gevloekt
  4. hadden gevloekt
  5. hadden gevloekt
  6. hadden gevloekt
o.t.t.t.
  1. zal vloeken
  2. zult vloeken
  3. zal vloeken
  4. zullen vloeken
  5. zullen vloeken
  6. zullen vloeken
o.v.t.t.
  1. zou vloeken
  2. zou vloeken
  3. zou vloeken
  4. zouden vloeken
  5. zouden vloeken
  6. zouden vloeken
diversen
  1. vloek!
  2. vloekt!
  3. gevloekt
  4. vloekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor vloeken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
injurier vloeken afgeven op; beledigen; benadelen; beschimpen; bespotten; bezeren; blesseren; donderen; foeteren; fulmineren; ketteren; krenken; kwetsen; nadeel berokkenen; razen; schaden; schelden; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uit de slof schieten; uitjouwen; uitmaken voor; uitschelden; uitvaren; verwonden
jurer vloeken een eed afleggen; een eed doen; zweren
lâcher des jurons vloeken fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren

Verwante woorden van "vloeken":


Wiktionary: vloeken

vloeken
verb
  1. uitroepen van vloekwoorden, beledigende taal gebruiken
vloeken
Cross Translation:
FromToVia
vloeken jurer; gronder swear — to curse, to use offensive language

vloeken vorm van vloek:

vloek [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de vloek (verwensing; vervloeking; banvloek; vertikking)
    la malédiction; l'imprécation

Vertaal Matrix voor vloek:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
imprécation banvloek; vertikking; vervloeking; verwensing; vloek
malédiction banvloek; vertikking; vervloeking; verwensing; vloek

Verwante woorden van "vloek":


Wiktionary: vloek

vloek
noun
  1. Action de maudire, résultat de cette action (1)

Cross Translation:
FromToVia
vloek malédiction; mauvais sort curse — supernatural detriment
vloek malédiction; mauvais sort curse — prayer that harm may befall someone
vloek juron expletive — profane, vulgar term
vloek sort; sortilège hex — an evil spell or curse
vloek malédiction malediction — curse
vloek juron; gros mot swear word — impolite or offensive taboo word
vloek malédiction Fluch — (im Zorn) gesagte Verwünschung