Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. voldragen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor voldragen (Nederlands) in het Frans

voldragen:

voldragen bijvoeglijk naamwoord

  1. voldragen (rijp)
    maturé; mûr
    • maturé bijvoeglijk naamwoord
    • mûr bijvoeglijk naamwoord

voldragen werkwoord (voldraag, voldraagt, voldroeg, voldroegen, voldragen)

  1. voldragen (ten einde dragen; uitdragen)
    mener vers la fin; achever; terminer
    • mener vers la fin werkwoord
    • achever werkwoord (achève, achèves, achevons, achevez, )
    • terminer werkwoord (termine, termines, terminons, terminez, )

Conjugations for voldragen:

o.t.t.
  1. voldraag
  2. voldraagt
  3. voldraagt
  4. voldragen
  5. voldragen
  6. voldragen
o.v.t.
  1. voldroeg
  2. voldroeg
  3. voldroeg
  4. voldroegen
  5. voldroegen
  6. voldroegen
v.t.t.
  1. heb voldragen
  2. hebt voldragen
  3. heeft voldragen
  4. hebben voldragen
  5. hebben voldragen
  6. hebben voldragen
v.v.t.
  1. had voldragen
  2. had voldragen
  3. had voldragen
  4. hadden voldragen
  5. hadden voldragen
  6. hadden voldragen
o.t.t.t.
  1. zal voldragen
  2. zult voldragen
  3. zal voldragen
  4. zullen voldragen
  5. zullen voldragen
  6. zullen voldragen
o.v.t.t.
  1. zou voldragen
  2. zou voldragen
  3. zou voldragen
  4. zouden voldragen
  5. zouden voldragen
  6. zouden voldragen
diversen
  1. voldraag!
  2. voldraagt!
  3. voldragen
  4. voldragend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor voldragen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
achever ten einde dragen; uitdragen; voldragen aankomen; afdoen; afkrijgen; afmaken; afronden; afslijten door erop te zitten; afsluiten; afwerken; afzitten; betalen; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; fiksen; finishen; in orde maken; klaarkrijgen; klaarmaken; klaarspelen; klaren; laatste gedeelte afmaken; ledigen; leegdrinken; leegmaken; opdrinken; ophouden; perfectioneren; regelen; stoppen; ten einde schrijven; ten einde spelen; uitdrinken; vereffenen; vervolledigen; vervolmaken; volbrengen; voldoen; volledig maken; volmaken; voltooien; voor elkaar krijgen
mener vers la fin ten einde dragen; uitdragen; voldragen
terminer ten einde dragen; uitdragen; voldragen afdoen; afkrijgen; aflopen; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; beslissen; besluiten; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; in orde maken; klaarkrijgen; klaarmaken; klaren; ledigen; leegdrinken; leegmaken; naar einde toewerken; opdrinken; ophouden; regelen; stoppen; teneindelopen; uitdrinken; uitkrijgen; uitspelen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; volbrengen; volmaken; voltooien; voorbijgaan
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
maturé rijp; voldragen
mûr rijp; voldragen uitgegroeid; volgroeid; volwassen