Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. voorschoot:
  2. voorschieten:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor voorschoot (Nederlands) in het Frans

voorschoot:

voorschoot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de voorschoot (schort; sloof; werkschort; schortje)
    le tablier
    • tablier [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor voorschoot:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tablier schort; schortje; sloof; voorschoot; werkschort

Verwante woorden van "voorschoot":


Wiktionary: voorschoot

voorschoot
noun
  1. Pièce de toile que l’on met sur les habits pour les préserver tout en travaillant.

voorschoot vorm van voorschieten:

voorschieten werkwoord (schiet voor, schoot voor, schoten voor, voorgeschoten)

  1. voorschieten
    avancer; prêter
    • avancer werkwoord (avance, avances, avançons, avancez, )
    • prêter werkwoord (prête, prêtes, prêtons, prêtez, )

Conjugations for voorschieten:

o.t.t.
  1. schiet voor
  2. schiet voor
  3. schiet voor
  4. schieten voor
  5. schieten voor
  6. schieten voor
o.v.t.
  1. schoot voor
  2. schoot voor
  3. schoot voor
  4. schoten voor
  5. schoten voor
  6. schoten voor
v.t.t.
  1. heb voorgeschoten
  2. hebt voorgeschoten
  3. heeft voorgeschoten
  4. hebben voorgeschoten
  5. hebben voorgeschoten
  6. hebben voorgeschoten
v.v.t.
  1. had voorgeschoten
  2. had voorgeschoten
  3. had voorgeschoten
  4. hadden voorgeschoten
  5. hadden voorgeschoten
  6. hadden voorgeschoten
o.t.t.t.
  1. zal voorschieten
  2. zult voorschieten
  3. zal voorschieten
  4. zullen voorschieten
  5. zullen voorschieten
  6. zullen voorschieten
o.v.t.t.
  1. zou voorschieten
  2. zou voorschieten
  3. zou voorschieten
  4. zouden voorschieten
  5. zouden voorschieten
  6. zouden voorschieten
diversen
  1. schiet voor!
  2. schiet voor!
  3. voorgeschoten
  4. voorschietend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor voorschieten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avancer oprukken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avancer voorschieten aandragen; aankaarten; aanknopen; aansnijden; aanvoeren; avanceren; beter worden; betogen; bevorderd worden; beweren; demonstreren; doorlopen; duwen; een stapje verder gaan; een voorstel doen; entameren; gaan; geld opleveren; gesprek aanknopen; hogerop komen; inbrengen; lopen; naar voren brengen; naar voren plaatsen; openen; opmarcheren; opperen; oprukken; opschuiven; opwerpen; poneren; pretenderen; progressie maken; stappen; starten; stellen; stuwen; suggereren; te berde brengen; ter sprake brengen; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; verbeteren; verder komen; verder lopen; verdergaan; verklaren; vertolken; vervroegen; verwoorden; voorgeven; voorschuiven; voortbewegen; voortgaan; voortstuwen; vooruitduwen; vooruitgang boeken; vooruitkomen; vooruitschuiven; vooruitstreven; voorwaarts treden; vorderen; vorderingen maken; vroeger uitvoeren dan gepland; zich opwerken; zich voortbewegen
prêter voorschieten gunnen; gunst verlenen; krediet verlenen; lombarderen

Wiktionary: voorschieten


Cross Translation:
FromToVia
voorschieten avancer vorschießen — einen Geldbetrag im Voraus geben