Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor wegen (Nederlands) in het Frans

wegen:

wegen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de wegen (rijwegen)
    la chaussées; la routes; la routes carrossables

wegen werkwoord (weeg, weegt, woog, wogen, gewogen)

  1. wegen
    – nagaan hoe zwaar het/hij is 1
    peser
    • peser werkwoord (pèse, pèses, pesons, pesez, )

Conjugations for wegen:

o.t.t.
  1. weeg
  2. weegt
  3. weegt
  4. wegen
  5. wegen
  6. wegen
o.v.t.
  1. woog
  2. woog
  3. woog
  4. wogen
  5. wogen
  6. wogen
v.t.t.
  1. heb gewogen
  2. hebt gewogen
  3. heeft gewogen
  4. hebben gewogen
  5. hebben gewogen
  6. hebben gewogen
v.v.t.
  1. had gewogen
  2. had gewogen
  3. had gewogen
  4. hadden gewogen
  5. hadden gewogen
  6. hadden gewogen
o.t.t.t.
  1. zal wegen
  2. zult wegen
  3. zal wegen
  4. zullen wegen
  5. zullen wegen
  6. zullen wegen
o.v.t.t.
  1. zou wegen
  2. zou wegen
  3. zou wegen
  4. zouden wegen
  5. zouden wegen
  6. zouden wegen
diversen
  1. weeg!
  2. weegt!
  3. gewogen
  4. wegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor wegen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
chaussées rijwegen; wegen
routes rijwegen; wegen
routes carrossables rijwegen; wegen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
peser wegen afwegen; beraden; beschouwen; consideren; drukken; iets overwegen; knellen; met zorg wegen; overdenken; overwegen; uitwegen

Verwante woorden van "wegen":


Verwante definities voor "wegen":

  1. dat gewicht hebben1
    • deze zak weegt 10 kilo1
  2. nagaan hoe zwaar het/hij is1
    • hij weegt zich elke dag1

Wiktionary: wegen

wegen
verb
  1. het gewicht/de massa bepalen
  2. een bepaald gewicht/massa als eigenschap hebben
wegen
Cross Translation:
FromToVia
wegen peser weigh — to determine the weight of an object
wegen pondérer weight — in mathematics
wegen peser wiegen — (transitiv) das Gewicht von jemandem oder etwas messen
wegen peser wiegen — (intransitiv) ein bestimmtes Gewicht besitzen
wegen peser wägenschweizerisch, sonst veraltet oder fachsprachlich, transitiv: das Gewicht von etwas mit einer Waage bestimmen

weg:

weg bijwoord

  1. weg (ksst; vort; heen)
    place; place par là
  2. weg (vanaf deze plaats; uit)
    depuis; de; dès
    • depuis bijvoeglijk naamwoord
    • de bijvoeglijk naamwoord
    • dès bijvoeglijk naamwoord
  3. weg (ertussenuit; er op uit)
    changé d'air
  4. weg (verdwenen; foetsie)
    – wat je niet meer kunt vinden 1
    disparu; parti; perdu
    • disparu bijvoeglijk naamwoord
    • parti bijvoeglijk naamwoord
    • perdu bijvoeglijk naamwoord
  5. weg (vermist; verloren; zoek; kwijt)
    – wat je niet meer kunt vinden 1
    parti; perdu; disparu; égaré; passé; péri

weg [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de weg (straatweg; straat; baan)
    – strook grond die geschikt is voor verkeer 1
    la rue; la chaussée; la route pavée; la voie; la route; l'itinéraire; la piste; le trajet; le parcours
    • rue [la ~] zelfstandig naamwoord
    • chaussée [la ~] zelfstandig naamwoord
    • route pavée [la ~] zelfstandig naamwoord
    • voie [la ~] zelfstandig naamwoord
    • route [la ~] zelfstandig naamwoord
    • itinéraire [le ~] zelfstandig naamwoord
    • piste [la ~] zelfstandig naamwoord
    • trajet [le ~] zelfstandig naamwoord
    • parcours [le ~] zelfstandig naamwoord
  2. de weg (traject; route; afstand; )
    – route die je moet volgen om er te komen 1
    l'itinéraire; le trajet; le parcours; la tournée; la route; la voie; la manche; la portion de route; le tour; la ronde
    • itinéraire [le ~] zelfstandig naamwoord
    • trajet [le ~] zelfstandig naamwoord
    • parcours [le ~] zelfstandig naamwoord
    • tournée [la ~] zelfstandig naamwoord
    • route [la ~] zelfstandig naamwoord
    • voie [la ~] zelfstandig naamwoord
    • manche [la ~] zelfstandig naamwoord
    • portion de route [la ~] zelfstandig naamwoord
    • tour [le ~] zelfstandig naamwoord
    • ronde [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor weg:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
chaussée baan; straat; straatweg; weg baan; gedeelte van de weg; pokerterm voor straat; rijbaan; rijstrook; rijweg; straat
disparu dode; gestorvene; overledene
itinéraire afstand; baan; baanvak; etappe; pad; ronde; route; straat; straatweg; tournee; traject; weg carrière; loopbaan; reisbeschrijving; reisplan; reisplanning; reisverhaal; routebeschrijving
manche afstand; baan; baanvak; etappe; pad; ronde; route; tournee; traject; weg heft; manche; mof; mouw; oor; oor van een kopje; set
parcours afstand; baan; baanvak; etappe; pad; ronde; route; straat; straatweg; tournee; traject; weg baan; carrière; loopbaan; parcours
passé verleden
piste baan; straat; straatweg; weg baan; buitenweg; circuit; dreef; gedeelte van de weg; landweg; nummer; paadje; pad; parcours; piste; racebaan; rijbaan; rijstrook; rijweg; ring; stadionring; trekpad; wielerbaan
place locatie; plaats; plek
portion de route afstand; baan; baanvak; etappe; pad; ronde; route; tournee; traject; weg wegvak
ronde afstand; baan; baanvak; etappe; pad; ronde; route; tournee; traject; weg cirkel; kraaiennest; kring; omgang; rei; reidans; ronde; rondedans; rondgang; rondje; toer; tournee; uitkijk; zijn ronde doen
route afstand; baan; baanvak; etappe; pad; ronde; route; straat; straatweg; tournee; traject; weg buitenweg; carrière; dreef; koers; landweg; loopbaan; paadje; pad; richting; route; trekpad; vaarroute
route pavée baan; straat; straatweg; weg
rue baan; straat; straatweg; weg
tour afstand; baan; baanvak; etappe; pad; ronde; route; tournee; traject; weg behendigheid; beurt; burchttoren; cirkel; draai; draaibank; expeditie; foefje; gekke streek; handigheid; kasteeltoren; kneep; kneepje; kring; kuier; kunst; kunstgreep; kunstje; list; loopje; maniertje; mars; omdraaiing; omgang; omgang hebben met; omloop; ommetje; omwenteling; poets; rare streek; reis; rit; ronde; ronde doen; rondgang; rondje; rondreis; rondrit; slimheid; slottoren; sluwe streek; spelletje; streek; tocht; tochtje; toer; toertje; toren; torenflat; torengebouw; torentje; tour; tournee; trektocht; trip; truc; uitje; uitstapje; wandeling; wandeltocht; wending; wolkenkrabber; zijn ronde doen
tournée afstand; baan; baanvak; etappe; pad; ronde; route; tournee; traject; weg omgang; rit; ronde; rondgang; rondje; rondreis; rondrit; tochtje; toer; tour; tournee; trip; zijn ronde doen
trajet afstand; baan; baanvak; etappe; pad; ronde; route; straat; straatweg; tournee; traject; weg carrière; loopbaan
voie afstand; baan; baanvak; etappe; pad; ronde; route; straat; straatweg; tournee; traject; weg baan; buitenweg; carrière; dienstbetrekking; dreef; functie; gedeelte van de weg; job; landweg; loopbaan; paadje; pad; positie; rijbaan; rijstrook; rijvlak; rijweg; trekpad; verkeersstrook
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- absent; kwijt
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
de van
depuis sedert; sindsdien
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
changé d'air er op uit; ertussenuit; weg
de uit; vanaf deze plaats; weg aan; bij; erbij; erop; in; per; te; van de zijde van; vanaf
depuis uit; vanaf deze plaats; weg nadien; sedert; sedertdien; sinds; vanaf het moment dat
disparu foetsie; kwijt; verdwenen; verloren; vermist; weg; zoek kwijt; verdwaald; verloren
dès uit; vanaf deze plaats; weg
parti foetsie; kwijt; verdwenen; verloren; vermist; weg; zoek
passé kwijt; verloren; vermist; weg; zoek af; afgedaan; afgelopen; armoedig; bedorven; beëindigd; doorgegeven; ex; flodderig; gereed; geweest; gewezen; geëindigd; haveloos; jongstleden; klaar; kwijt; o.v.t.; onvoltooid verleden tijd; over; pover; rot; rottig; schamel; sjofel; sjofeltjes; slecht; toenmalig; uit; verder gegeven; verdwaald; vergaan; verleden; verleden tijd; verlopen; verloren; verrot; verstreken; vervallen; voltooid; voorbij; voorgevallen; voorheen; voormalig; voormalige; vorig; vorige; vroeger; vroegere
perdu foetsie; kwijt; verdwenen; verloren; vermist; weg; zoek bedorven; kwijt; loos; rot; rottig; slecht; te gronde; verdwaald; vergaan; verloren; vernield; verrot; verwoest; zoekgeraakt
place heen; ksst; vort; weg
place par là heen; ksst; vort; weg
péri kwijt; verloren; vermist; weg; zoek kwijt; verdwaald; verloren
égaré kwijt; verloren; vermist; weg; zoek kwijt; verblind; verdwaald; verdwaasd; verloren

Verwante woorden van "weg":

  • weggen, wegen, wegs, wegje, wegjes

Synoniemen voor "weg":


Antoniemen van "weg":


Verwante definities voor "weg":

  1. niet (meer) aanwezig1
    • de les is afgelopen en de leraar is al weg1
  2. wat je niet meer kunt vinden1
    • ik heb overal gezocht maar mijn pen is weg1
  3. er verrukt van zijn, het prachtig vinden1
    • ik ben weg van die gebloemde gordijnen1
  4. route die je moet volgen om er te komen1
    • weet u de weg naar Zaandam?1
  5. strook grond die geschikt is voor verkeer1
    • die weg loopt van Amsterdam naar Amstelveen1

Wiktionary: weg

weg
noun
  1. een smalle strook grond voor het verkeer
weg
noun
  1. Zone sur laquelle on circule
  2. Moyen utilisé pour arriver à une fin
  3. voie, route pratiquer pour communiquer, pour aller d’un lieu à un autre.
  4. médecine|fr substance qui sert à guérir un mal ou une maladie.
  5. Traductions à trier suivant le sens
  6. Traductions à trier suivant le sens.
  1. Se trouvant à une grande distance (sens général)

Cross Translation:
FromToVia
weg absent absent — being away from a place
weg avenue avenue — broad street
weg itinéraire itinerary — route or proposed route of a journey
weg chemin path — a course taken
weg route road — a way for travel
weg voie; chemin way — wide path
weg chemin Weg — einfache, oft geringer befestigen aber auch unbefestigte, als allgemeiner Weg nicht klassifizierte Verkehrslinie zum Begehen oder Befahren

Verwante vertalingen van wegen