Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor wegvallen (Nederlands) in het Frans

wegvallen:

wegvallen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. wegvallen (uitvallen)
    l'abandon
    • abandon [le ~] zelfstandig naamwoord

wegvallen werkwoord (val weg, valt weg, viel weg, vielen weg, weggevallen)

  1. wegvallen (doodgaan; overlijden; sterven; )
    mourir; décéder; crever; être tué; agoniser; trépasser; partir; abdiquer; périr
    • mourir werkwoord (meurs, meurt, mourons, mourez, )
    • décéder werkwoord (décède, décèdes, décédons, décédez, )
    • crever werkwoord (crève, crèves, crevons, crevez, )
    • être tué werkwoord
    • agoniser werkwoord (agonise, agonises, agonisons, agonisez, )
    • trépasser werkwoord (trépasse, trépasses, trépassons, trépassez, )
    • partir werkwoord (pars, part, partons, partez, )
    • abdiquer werkwoord (abdique, abdiques, abdiquons, abdiquez, )
    • périr werkwoord (péris, périt, périssons, périssez, )

Conjugations for wegvallen:

o.t.t.
  1. val weg
  2. valt weg
  3. valt weg
  4. vallen weg
  5. vallen weg
  6. vallen weg
o.v.t.
  1. viel weg
  2. viel weg
  3. viel weg
  4. vielen weg
  5. vielen weg
  6. vielen weg
v.t.t.
  1. ben weggevallen
  2. bent weggevallen
  3. is weggevallen
  4. zijn weggevallen
  5. zijn weggevallen
  6. zijn weggevallen
v.v.t.
  1. was weggevallen
  2. was weggevallen
  3. was weggevallen
  4. waren weggevallen
  5. waren weggevallen
  6. waren weggevallen
o.t.t.t.
  1. zal wegvallen
  2. zult wegvallen
  3. zal wegvallen
  4. zullen wegvallen
  5. zullen wegvallen
  6. zullen wegvallen
o.v.t.t.
  1. zou wegvallen
  2. zou wegvallen
  3. zou wegvallen
  4. zouden wegvallen
  5. zouden wegvallen
  6. zouden wegvallen
diversen
  1. val weg!
  2. valt weg!
  3. weggevallen
  4. wegvallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

wegvallen bijvoeglijk naamwoord

  1. wegvallen (uitgevallen)
    cessant

Vertaal Matrix voor wegvallen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abandon uitvallen; wegvallen abnormaal beëindigen; afgezonderdheid; afstappen; afzien van; eenzaam gevoel; eenzaamheid; het achterlaten; hulpeloosheid; isolement; verlaten; verlatenheid; verlating
décéder dood; overlijden; verscheiden
mourir wegsterven
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abdiquer bezwijken; doodgaan; heengaan; inslapen; omkomen; overlijden; sneuvelen; sterven; vallen; wegvallen aftreden; heengaan; terugtrekken; uittreden; verlaten; vertrekken
agoniser bezwijken; doodgaan; heengaan; inslapen; omkomen; overlijden; sneuvelen; sterven; vallen; wegvallen creperen; hongeren; hongerlijden; op apegapen liggen; verhongeren; verrekken; zieltogen
crever bezwijken; doodgaan; heengaan; inslapen; omkomen; overlijden; sneuvelen; sterven; vallen; wegvallen barsten; creperen; doodgaan; doorsteken; erdoor steken; heengaan; inslapen; kunnen stikken; ontploffen; ontslapen; overlijden; ploffen; springen; sterven; uit elkaar spatten; uit elkaar springen; verrekken; verscheiden; zieltogen
décéder bezwijken; doodgaan; heengaan; inslapen; omkomen; overlijden; sneuvelen; sterven; vallen; wegvallen afsterven; doodgaan; heengaan; inslapen; kapotgaan; omkomen; ontslapen; ophouden; overlijden; sterven; uitsterven; verscheiden
mourir bezwijken; doodgaan; heengaan; inslapen; omkomen; overlijden; sneuvelen; sterven; vallen; wegvallen afsterven; besterven; doodgaan; heengaan; inslapen; kapotgaan; omkomen; ondergaan; ontslapen; ophouden; overlijden; sterven; te gronde gaan; ten ondergaan; uitsterven; verscheiden; versterven
partir bezwijken; doodgaan; heengaan; inslapen; omkomen; overlijden; sneuvelen; sterven; vallen; wegvallen aanbreken; aanvangen; afreizen; afsteken; aftreden; afvaren; beginnen; een begin nemen; gaan; heengaan; lopend weggaan; opbreken; opstappen; smeren; starten; terugtrekken; uittreden; uitzeilen; van start gaan; verdwijnen; verlaten; vertrekken; verwijderen; weggaan; weglopen; wegreizen; wegtrekken; wegvaren; zich begeven
périr bezwijken; doodgaan; heengaan; inslapen; omkomen; overlijden; sneuvelen; sterven; vallen; wegvallen achteruitgaan; afgaan; bezwijken; falen; floppen; in de puree lopen; instorten; misgaan; mislopen; mislukken; ondergaan; ontbinden; rotten; stranden; te gronde gaan; ten ondergaan; tenondergaan; teruggaan; vergaan; verkeerd lopen; verrotten; verteren; wegrotten; zinken
trépasser bezwijken; doodgaan; heengaan; inslapen; omkomen; overlijden; sneuvelen; sterven; vallen; wegvallen doodgaan; heengaan; inslapen; ontslapen; overlijden; sterven; verscheiden
être tué bezwijken; doodgaan; heengaan; inslapen; omkomen; overlijden; sneuvelen; sterven; vallen; wegvallen in de oorlog omkomen; ondergaan; sneuvelen; te gronde gaan; ten ondergaan
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cessant uitgevallen; wegvallen