Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. zuster:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor zuster (Nederlands) in het Frans

zuster:

zuster [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de zuster (verpleegster)
    l'infirmière; la garde-malade
  2. de zuster (zus)
    la soeur
    • soeur [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor zuster:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
garde-malade verpleegster; zuster broeder; broer; dierverzorger; verzorger
infirmière verpleegster; zuster verpleegkundige; zaalzuster; ziekenverpleegster
soeur zus; zuster
- zus

Verwante woorden van "zuster":


Synoniemen voor "zuster":


Antoniemen van "zuster":


Verwante definities voor "zuster":

  1. vrouw die lid is van een kloosterorde1
    • dat is een school waar zusters lesgeven1
  2. vrouw of meisje met dezelfde ouders als jij1
    • Anna is mijn zuster1
  3. vrouwelijke verpleegkundige1
    • de zuster gaf hem een injectie1

Wiktionary: zuster

zuster
noun
  1. vrouwelijk kind van dezelfde ouders
zuster
noun
  1. Personne de sexe féminin née des mêmes parents

Cross Translation:
FromToVia
zuster nonne; moniale; bonne sœur; religieuse; nonnain nun — member of a Christian religious community of women
zuster sœur sister — woman or girl having the same parents
zuster sœur; nonne; religieuse sister — a nun; a female member of a religious community
zuster infirmière sister — senior nurse