Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. buren:
  2. buur:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor buren (Nederlands) in het Frans

buren:

buren [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de buren (wijkbewoners; omwonenden)
    le voisins
    • voisins [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor buren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
voisins buren; omwonenden; wijkbewoners

Verwante woorden van "buren":


Wiktionary: buren


Cross Translation:
FromToVia
buren voisin; voisine neighbour — a person living on adjacent or nearby land

buren vorm van buur:

buur [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de buur
    le voisin; la voisine
    • voisin [le ~] zelfstandig naamwoord
    • voisine [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor buur:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
voisin buur buurman; omwonende
voisine buur buurvrouw
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
voisin aangrenzend; aanliggend; aanpalend; belendend; dichtbij; in de buurt; nabij; nabijgelegen; naburig; omliggend; omwonend; vlakbij

Verwante woorden van "buur":

  • buren, buurtje, buurtjes

Wiktionary: buur

buur
noun
  1. een persoon die in andermans omgeving woont

Cross Translation:
FromToVia
buur voisin; voisine neighbour — a person living on adjacent or nearby land