Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. klink:
  2. klinken:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor klink (Nederlands) in het Frans

klink:

klink [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de klink (deurklink; kruk; hendel)
    la poignée; le loquet
    • poignée [la ~] zelfstandig naamwoord
    • loquet [le ~] zelfstandig naamwoord
  2. de klink (inklinking van bout; inklinking)
    la levée; le river; le loquet
    • levée [la ~] zelfstandig naamwoord
    • river [le ~] zelfstandig naamwoord
    • loquet [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor klink:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
levée inklinking; inklinking van bout; klink belasting; heffing; het omhoogheffen; kosten; lanceren; lancering; leges; lichting; omhoog steken; opheffing; opsteken
loquet deurklink; hendel; inklinking; inklinking van bout; klink; kruk deurklink; deurknip; deurkruk; knip; kruk; oor; oor van een kopje
poignée deurklink; hendel; klink; kruk gevest; greep; handel; handgreep; handje; handvat; handvol; heft; hendel; oor; oor van een kopje; pannenlap; vuistvol
river inklinking; inklinking van bout; klink
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
river klinken; spijkeren; timmeren; vastklinken; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren

Verwante woorden van "klink":


Wiktionary: klink

klink
noun
  1. handvat om de deur te openen of te sluiten
  2. constructie om een deur gesloten te houden

klink vorm van klinken:

klinken werkwoord (klink, klinkt, klonk, klonken, geklonken)

  1. klinken (klank voortbrengen; luiden)
    résonner; gazouiller
    • résonner werkwoord (résonne, résonnes, résonnons, résonnez, )
    • gazouiller werkwoord (gazouille, gazouilles, gazouillons, gazouillez, )
  2. klinken (spijkeren; vastnagelen; timmeren; vastspijkeren; vastslaan)
    clouer; river; riveter
    • clouer werkwoord (cloue, cloues, clouons, clouez, )
    • river werkwoord (rive, rives, rivons, rivez, )
    • riveter werkwoord (rivette, rivettes, rivetons, rivetez, )
  3. klinken (vastklinken)
    river; coller à; clouer
    • river werkwoord (rive, rives, rivons, rivez, )
    • coller à werkwoord
    • clouer werkwoord (cloue, cloues, clouons, clouez, )

Conjugations for klinken:

o.t.t.
  1. klink
  2. klinkt
  3. klinkt
  4. klinken
  5. klinken
  6. klinken
o.v.t.
  1. klonk
  2. klonk
  3. klonk
  4. klonken
  5. klonken
  6. klonken
v.t.t.
  1. heb geklonken
  2. hebt geklonken
  3. heeft geklonken
  4. hebben geklonken
  5. hebben geklonken
  6. hebben geklonken
v.v.t.
  1. had geklonken
  2. had geklonken
  3. had geklonken
  4. hadden geklonken
  5. hadden geklonken
  6. hadden geklonken
o.t.t.t.
  1. zal klinken
  2. zult klinken
  3. zal klinken
  4. zullen klinken
  5. zullen klinken
  6. zullen klinken
o.v.t.t.
  1. zou klinken
  2. zou klinken
  3. zou klinken
  4. zouden klinken
  5. zouden klinken
  6. zouden klinken
diversen
  1. klink!
  2. klinkt!
  3. geklonken
  4. klinkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor klinken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
river inklinking; inklinking van bout; klink
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
clouer klinken; spijkeren; timmeren; vastklinken; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren aanklampen; aanslaan; beetgrijpen; beetpakken; grijpen; taxeren; vastklampen; vastpakken
coller à klinken; vastklinken aanhangen; aanklampen; aankleven; aankoppelen; beetgrijpen; beetpakken; grijpen; vastklampen; vastkoppelen; vastpakken
gazouiller klank voortbrengen; klinken; luiden bazelen; fluisteren; knisperen; kwelen; kwetteren; kwinkeleren; lallen; lispelen; ritselen; sissen; tjilpen; wauwelen
river klinken; spijkeren; timmeren; vastklinken; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren
riveter klinken; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren
résonner klank voortbrengen; klinken; luiden echoën; galmen; herhalen; hoorbaar zijn; kletteren; met krachtige stem zingen; nabouwen; naklinken; napraten; nazeggen; rammelen; reflecteren; resoneren; schallen; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen

Verwante woorden van "klinken":


Synoniemen voor "klinken":


Verwante definities voor "klinken":

  1. een geluid laten horen1
    • zijn stem klinkt verkouden1
  2. eraan vastmaken1
    • de platen werden aan elkaar geklonken1
  3. je glas tegen dat van iemand anders tikken om geluk te wensen1
    • om 12 uur klonken we met elkaar1

Wiktionary: klinken

klinken
Cross Translation:
FromToVia
klinken sonner klingeln — etwas schrillen lassen
klinken être perçant; rendre un son aigu; retentir schrillen(intransitiv) einen hohen, grellen und sehr lauten Ton erzeugen
klinken sonner ring — to produce the sound of a bell or a similar sound
klinken sonner sound — to produce a sound