Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. uit de weg gaan:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uit de weg gaan (Nederlands) in het Frans

uit de weg gaan:

uit de weg gaan werkwoord (ga uit de weg, gaat uit de weg, ging uit de weg, gingen uit de weg, gingen uit de weg)

  1. uit de weg gaan (uitwijken)
    gauchir; déverser; faire ventre
    • gauchir werkwoord (gauchis, gauchit, gauchissons, gauchissez, )
    • déverser werkwoord (déverse, déverses, déversons, déversez, )
    • faire ventre werkwoord
  2. uit de weg gaan (vermijden; mijden; ontlopen; ontwijken)
    éviter; échapper à
    • éviter werkwoord (évite, évites, évitons, évitez, )
    • échapper à werkwoord

Conjugations for uit de weg gaan:

o.t.t.
  1. ga uit de weg
  2. gaat uit de weg
  3. gaat uit de weg
  4. gaan uit de weg
  5. gaan uit de weg
  6. gaan uit de weg
o.v.t.
  1. ging uit de weg
  2. ging uit de weg
  3. ging uit de weg
  4. gingen uit de weg
  5. gingen uit de weg
  6. gingen uit de weg
v.t.t.
  1. ben gingen uit de weg
  2. bent gingen uit de weg
  3. is gingen uit de weg
  4. zijn gingen uit de weg
  5. zijn gingen uit de weg
  6. zijn gingen uit de weg
v.v.t.
  1. was gingen uit de weg
  2. was gingen uit de weg
  3. was gingen uit de weg
  4. waren gingen uit de weg
  5. waren gingen uit de weg
  6. waren gingen uit de weg
o.t.t.t.
  1. zal uit de weg gaan
  2. zult uit de weg gaan
  3. zal uit de weg gaan
  4. zullen uit de weg gaan
  5. zullen uit de weg gaan
  6. zullen uit de weg gaan
o.v.t.t.
  1. zou uit de weg gaan
  2. zou uit de weg gaan
  3. zou uit de weg gaan
  4. zouden uit de weg gaan
  5. zouden uit de weg gaan
  6. zouden uit de weg gaan
diversen
  1. ga uit de weg!
  2. gat uit de weg!
  3. gingen uit de weg
  4. uit de weg gaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor uit de weg gaan:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
déverser uit de weg gaan; uitwijken afrollen; afscheiden; afvoeren; doen wegvloeien; gieten; ledigen; leeggieten; leegmaken; leegstorten; lozen; ontrollen; overhevelen; overtappen; schenken; spuien; uitgieten; uitrollen; uitscheiden; uitschenken; uitstorten; uitstoten; uitwateren; uitwerpen; water afvoeren; water lozen
faire ventre uit de weg gaan; uitwijken uitbuiken; uitzakken
gauchir uit de weg gaan; uitwijken
échapper à mijden; ontlopen; ontwijken; uit de weg gaan; vermijden aan iemands aandacht ontgaan; de plaat poetsen; deserteren; er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; ervandoor gaan; floepen; glippen; hem smeren; het leger ontvluchten; losbreken; ontgaan; ontglippen; ontschieten; ontvallen; per ongeluk zeggen; uitwijken voor iets; wegglippen; zich met geweld losbreken; zich uit de voeten maken
éviter mijden; ontlopen; ontwijken; uit de weg gaan; vermijden omzeilen; ontduiken; ontlopen; ontwijken; uitwijken voor iets; vermijden

Wiktionary: uit de weg gaan

uit de weg gaan
verb
  1. Traductions à trier suivant le sens
  2. Échapper à

Cross Translation:
FromToVia
uit de weg gaan céder cede — give up

Verwante vertalingen van uit de weg gaan