Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. uitgesproken:
  2. uitspreken:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uitgesproken (Nederlands) in het Frans

uitgesproken:

uitgesproken bijvoeglijk naamwoord

  1. uitgesproken (geprononceerd; onmiskenbaar; ondubbelzinnig; markant)
    évident; prononcé; clair; sans équivoque; évidemment

Vertaal Matrix voor uitgesproken:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
clair geprononceerd; markant; ondubbelzinnig; onmiskenbaar; uitgesproken aanschouwelijk; algemeen begrijpbaar; begrijpelijk; bevatbaar; bevattelijk; doorschijnend; doorzichtig; duidelijk; eenduidig; frappant; gekuist; gereinigd; glasachtig; glashelder; glazig; hel; helder; herkenbaar; in het oog lopend; in het oog springend; inzichtelijk; klaar; klare; kristalhelder; licht; netjes; niet donker; onbewolkt; ondubbelzinnig; onknap; onmiskenbaar; opmerkelijk; opmerkenswaardig; opvallend; overzichtelijk; saillant; transparant; treffend; verhelderend; verstaanbaar; zuiver
prononcé geprononceerd; markant; ondubbelzinnig; onmiskenbaar; uitgesproken
sans équivoque geprononceerd; markant; ondubbelzinnig; onmiskenbaar; uitgesproken duidelijk; eenduidig; frappant; herkenbaar; in het oog lopend; in het oog springend; ondubbelzinnig; onmiskenbaar; opmerkelijk; opmerkenswaardig; opvallend; saillant; treffend
évidemment geprononceerd; markant; ondubbelzinnig; onmiskenbaar; uitgesproken 'tuurlijk; allicht; bemerkbaar; bijgevolg; daadwerkelijk; dus; frappant; herkenbaar; hoorbaar; in het oog lopend; in het oog springend; logisch; merkbaar; metterdaad; natuurlijk; onontkomelijk; opmerkelijk; opmerkenswaardig; opvallend; saillant; tastbaar; te zien; treffend; uiteraard; vanzelfsprekend; voelbaar; waarneembaar; zeker; zichtbaar; zonder twijfel
évident geprononceerd; markant; ondubbelzinnig; onmiskenbaar; uitgesproken 'tuurlijk; aanschouwelijk; algemeen begrijpbaar; allicht; apert; automatisch; begrijpelijk; bemerkbaar; bijgevolg; direct; duidelijk; dus; eenduidig; flagrant; frappant; helder; herkenbaar; hoorbaar; in het oog lopend; in het oog springend; klaar als een klontje; klaarblijkelijk; klare; logisch; merkbaar; natuurlijk; ondubbelzinnig; onknap; onmiskenbaar; onontkomelijk; opmerkelijk; opmerkenswaardig; opvallend; overduidelijk; recht door zee; regelrecht; saillant; tastbaar; te zien; treffend; uiteraard; vanzelfsprekend; voelbaar; waarneembaar; zeker; zichtbaar; zo klaar als een klontje; zonder twijfel; zonneklaar

Verwante woorden van "uitgesproken":

  • uitgesprokene


uitspreken:

uitspreken [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. uitspreken (uitpraten tot het eind; uitpraten)
    le parler jusqu'au bout

Vertaal Matrix voor uitspreken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
parler jusqu'au bout uitpraten; uitpraten tot het eind; uitspreken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
parler jusqu'au bout uitpraten; uitspreken

Verwante definities voor "uitspreken":

  1. een mening of oordeel geven1
    • de regering zal zich daar volgende week over uitspreken1
  2. het zeggen1
    • hoe spreek je dit woord uit?1
  3. het zeggen met gesproken woorden1
    • hij sprak zijn dankbaarheid uit over de belangstelling1

Wiktionary: uitspreken

uitspreken
Cross Translation:
FromToVia
uitspreken articuler articulate — to speak clearly
uitspreken déclarer pronounce — to officially declare
uitspreken prononcer pronounce — to sound out a word
uitspreken déclamer; lire pronounce — to read aloud