Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Nederlands ->Vertaal afslachten

Synoniemen voor "afslachten" in het Nederlands

Overzicht

Nederlands Synoniemen: Meer gegevens...

afslachten:
- afslachten; afmaken; afslachting; slachting
- afmaken; moorden; afslachten; doden; ombrengen; om het leven brengen; vermoorden

Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor afslachten in het Nederlands

afslachten:

afslachten [znw.] zelfstandig naamwoord

afslachten
afslachten; afmaken; de afslachting; de slachting
- afslachten [znw.] zelfstandig naamwoord
- afmaken [znw.] zelfstandig naamwoord
- afslachting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- slachting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

afslachten werkwoord (slacht af, slachtte af, slachtten af, afgeslacht)

afslachten
afmaken; moorden; afslachten; doden; ombrengen; om het leven brengen; vermoorden
- afmaken werkwoord (maak af, maakt af, maakte af, maakten af, afgemaakt)
- moorden werkwoord (moord, moordt, moordde, moordden, gemoord)
- afslachten werkwoord (slacht af, slachtte af, slachtten af, afgeslacht)
- doden werkwoord (dood, doodt, doodde, doodden, gedood)
- ombrengen werkwoord (breng om, brengt om, bracht om, brachten om, omgebracht)
- om het leven brengen werkwoord
- vermoorden werkwoord (vermoord, vermoordt, vermoordde, vermoordden, vermoord)

Conjugations for afslachten:

o.t.t.

slacht af
slacht af
slacht af
slachten af
slachten af
slachten af

o.v.t.

slachtte af
slachtte af
slachtte af
slachtten af
slachtten af
slachtten af

v.t.t.

heb afgeslacht
hebt afgeslacht
heeft afgeslacht
hebben afgeslacht
hebben afgeslacht
hebben afgeslacht

v.v.t.

had afgeslacht
had afgeslacht
had afgeslacht
hadden afgeslacht
hadden afgeslacht
hadden afgeslacht

o.t.t.t.

zal afslachten
zult afslachten
zal afslachten
zullen afslachten
zullen afslachten
zullen afslachten

o.v.t.t.

zou afslachten
zou afslachten
zou afslachten
zouden afslachten
zouden afslachten
zouden afslachten

diversen

slacht af!
slacht af!
afgeslacht
afslachtende

1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze