Overzicht


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor aftasten in het Nederlands

aftasten:

aftasten werkwoord (tast af, tastte af, tastten af, afgetast)

  1. aftasten
    aftasten; bevoelen
    • aftasten werkwoord (tast af, tastte af, tastten af, afgetast)
    • bevoelen werkwoord (bevoel, bevoelt, bevoelde, bevoelden, bevoeld)
  2. aftasten
    aftasten; afvoelen
    • aftasten werkwoord (tast af, tastte af, tastten af, afgetast)
    • afvoelen werkwoord (voel af, voelt af, voelde af, voelden af, afgevoeld)
  3. aftasten
    verkennen; onderzoeken; aftasten
    • verkennen werkwoord (verken, verkent, verkende, verkenden, verkend)
    • onderzoeken werkwoord (onderzoek, onderzoekt, onderzocht, onderzochten, onderzocht)
    • aftasten werkwoord (tast af, tastte af, tastten af, afgetast)

Conjugations for aftasten:

o.t.t.
  1. tast af
  2. tast af
  3. tast af
  4. tasten af
  5. tasten af
  6. tasten af
o.v.t.
  1. tastte af
  2. tastte af
  3. tastte af
  4. tastten af
  5. tastten af
  6. tastten af
v.t.t.
  1. heb afgetast
  2. hebt afgetast
  3. heeft afgetast
  4. hebben afgetast
  5. hebben afgetast
  6. hebben afgetast
v.v.t.
  1. had afgetast
  2. had afgetast
  3. had afgetast
  4. hadden afgetast
  5. hadden afgetast
  6. hadden afgetast
o.t.t.t.
  1. zal aftasten
  2. zult aftasten
  3. zal aftasten
  4. zullen aftasten
  5. zullen aftasten
  6. zullen aftasten
o.v.t.t.
  1. zou aftasten
  2. zou aftasten
  3. zou aftasten
  4. zouden aftasten
  5. zouden aftasten
  6. zouden aftasten
diversen
  1. tast af!
  2. tast af!
  3. afgetast
  4. aftastende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

aftasten [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. aftasten
    aftasten; voelen; tasten; afvoelen
    • aftasten [znw.] zelfstandig naamwoord
    • voelen [znw.] zelfstandig naamwoord
    • tasten [znw.] zelfstandig naamwoord
    • afvoelen [znw.] zelfstandig naamwoord