Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor afval in het Nederlands

afval:

afval [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het afval
    het afval; de rotzooi; de vuilnis
    • afval [het ~] zelfstandig naamwoord
    • rotzooi [de ~] zelfstandig naamwoord
    • vuilnis [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  2. het afval
    de vuilnis; het huisvuil; het voddengoed; het afval; het vullis; de rommel; de huisafval; het grofvuil; de drek
    • vuilnis [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • huisvuil [het ~] zelfstandig naamwoord
    • voddengoed [het ~] zelfstandig naamwoord
    • afval [het ~] zelfstandig naamwoord
    • vullis [het ~] zelfstandig naamwoord
    • rommel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • huisafval [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • grofvuil [het ~] zelfstandig naamwoord
    • drek [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

afval [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de afval
    de afval
    • afval [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

afval [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het afval
    – resten die je weggooit 1
    het afval; het vuil
    – resten die je weggooit 1
    • afval [het ~] zelfstandig naamwoord
      • het afval moet in de vuilnisbak1
    • vuil [het ~] zelfstandig naamwoord
      • de schuur ligt vol met vuil1

Verwante woorden van "afval":


Alternatieve synoniemen voor "afval":


Verwante definities voor "afval":

  1. resten die je weggooit1
    • het afval moet in de vuilnisbak1

afvallen:

afvallen werkwoord (val af, valt af, viel af, vielen af, afgevallen)

  1. afvallen
    opgeven; stoppen; afhaken; ophouden; afzien van; afvallen; eruitstappen; afzeggen
    • opgeven werkwoord (geef op, geeft op, gaf op, gaven op, opgegeven)
    • stoppen werkwoord (stop, stopt, stopte, stopten, gestopt)
    • afhaken werkwoord (haak af, haakt af, haakte af, haakten af, afgehaakt)
    • ophouden werkwoord (houd op, houdt op, hield op, hielden op, opgehouden)
    • afzien van werkwoord
    • afvallen werkwoord (val af, valt af, viel af, vielen af, afgevallen)
    • eruitstappen werkwoord
    • afzeggen werkwoord (zeg af, zegt af, zei af, zeiden af, afgezegd)
  2. afvallen
    teleurstellen; frustreren; ontgoochelen; tegenvallen; afvallen; laten zakken; duperen; benadelen
    • teleurstellen werkwoord (stel teleur, stelt teleur, stelde teleur, stelden teleur, teleurgesteld)
    • frustreren werkwoord (frustreer, frustreert, frustreerde, frustreerden, gefrustreerd)
    • ontgoochelen werkwoord (ontgoochel, ontgoochelt, ontgoochelde, ontgoochelden, ontgoocheld)
    • tegenvallen werkwoord (val tegen, valt tegen, viel tegen, vielen tegen, tegengevallen)
    • afvallen werkwoord (val af, valt af, viel af, vielen af, afgevallen)
    • laten zakken werkwoord (laat zakken, liet zakken, lieten zakken, laten zakken)
    • duperen werkwoord (dupeer, dupeert, dupeerde, dupeerden, gedupeerd)
    • benadelen werkwoord (benadeel, benadeelt, benadeelde, benadeelden, benadeeld)
  3. afvallen
    afvallen; vermageren
    • afvallen werkwoord (val af, valt af, viel af, vielen af, afgevallen)
    • vermageren werkwoord (vermager, vermagert, vermagerde, vermagerden, vermagerd)

Conjugations for afvallen:

o.t.t.
  1. val af
  2. valt af
  3. valt af
  4. vallen af
  5. vallen af
  6. vallen af
o.v.t.
  1. viel af
  2. viel af
  3. viel af
  4. vielen af
  5. vielen af
  6. vielen af
v.t.t.
  1. ben afgevallen
  2. bent afgevallen
  3. is afgevallen
  4. zijn afgevallen
  5. zijn afgevallen
  6. zijn afgevallen
v.v.t.
  1. was afgevallen
  2. was afgevallen
  3. was afgevallen
  4. waren afgevallen
  5. waren afgevallen
  6. waren afgevallen
o.t.t.t.
  1. zal afvallen
  2. zult afvallen
  3. zal afvallen
  4. zullen afvallen
  5. zullen afvallen
  6. zullen afvallen
o.v.t.t.
  1. zou afvallen
  2. zou afvallen
  3. zou afvallen
  4. zouden afvallen
  5. zouden afvallen
  6. zouden afvallen
diversen
  1. val af!
  2. valt af!
  3. afgevallen
  4. afvallende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afvallen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het afvallen
    vermageren; het afvallen; uitmergelen; afslanken; de vermagering

Verwante woorden van "afvallen":


Verwante synoniemen voor afval