Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor akkoord in het Nederlands

akkoord:

akkoord bijvoeglijk naamwoord

  1. akkoord
    akkoord; mee eens; in orde

akkoord [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het akkoord
    het akkoord; de afspraak; de overeenkomst; de regeling; de schikking
  2. het akkoord
    de goedkeuring; de instemming; het akkoord
  3. het akkoord
    de goedkeuring; de toestemming; de permissie; het akkoord; het goedvinden; het fiat
  4. het akkoord
    de vereffening; het akkoord; de regeling; de schikking; het vergelijk
  5. het akkoord
    het bondgenootschap; de liga; het verbond; het verdrag; de federatie; de binding; het akkoord; het pact; de bond; de band; de unie
    • bondgenootschap [het ~] zelfstandig naamwoord
    • liga [de ~] zelfstandig naamwoord
    • verbond [het ~] zelfstandig naamwoord
    • verdrag [het ~] zelfstandig naamwoord
    • federatie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • binding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • akkoord [het ~] zelfstandig naamwoord
    • pact [het ~] zelfstandig naamwoord
    • bond [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • band [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • unie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  6. het akkoord
    – een stel afspraken 1
    het akkoord
    – een stel afspraken 1
    • akkoord [het ~] zelfstandig naamwoord
      • Nederland en België hebben een akkoord gesloten1
  7. het akkoord
    – samenklank van drie of meer tonen 1
    het akkoord
    – samenklank van drie of meer tonen 1
    • akkoord [het ~] zelfstandig naamwoord
      • bij het eerste akkoord herkende ik het lied1
  8. het akkoord
    – het is in orde, je bent het ermee eens 1
    goed; het akkoord
    – het is in orde, je bent het ermee eens 1
    • goed bijvoeglijk naamwoord
      • mijn vader vindt het goed dat ik mee ga1
    • akkoord [het ~] zelfstandig naamwoord
      • we gaan akkoord met dit voorstel1

akkoord

  1. akkoord

Verwante woorden van "akkoord":


Alternatieve synoniemen voor "akkoord":


Verwante definities voor "akkoord":

  1. een stel afspraken1
    • Nederland en België hebben een akkoord gesloten1
  2. samenklank van drie of meer tonen1
    • bij het eerste akkoord herkende ik het lied1
  3. het is in orde, je bent het ermee eens1
    • we gaan akkoord met dit voorstel1

Verwante synoniemen voor akkoord