Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. balsem:
  2. balsemen:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor balsem in het Nederlands

balsem:

balsem [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de balsem
    de zalf; de balsem; het smeerseltje; het smeersel; de smeer; de smeerzalf
    • zalf [de ~] zelfstandig naamwoord
    • balsem [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • smeerseltje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • smeersel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • smeer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • smeerzalf [de ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "balsem":


balsemen:

balsemen werkwoord (balsem, balsemt, balsemde, balsemden, gebalsemd)

  1. balsemen
    balsemen; inbalsemen
    • balsemen werkwoord (balsem, balsemt, balsemde, balsemden, gebalsemd)
    • inbalsemen werkwoord (balsem in, balsemt in, balsemde in, balsemden in, ingebalsemd)

Conjugations for balsemen:

o.t.t.
  1. balsem
  2. balsemt
  3. balsemt
  4. balsemen
  5. balsemen
  6. balsemen
o.v.t.
  1. balsemde
  2. balsemde
  3. balsemde
  4. balsemden
  5. balsemden
  6. balsemden
v.t.t.
  1. heb gebalsemd
  2. hebt gebalsemd
  3. heeft gebalsemd
  4. hebben gebalsemd
  5. hebben gebalsemd
  6. hebben gebalsemd
v.v.t.
  1. had gebalsemd
  2. had gebalsemd
  3. had gebalsemd
  4. hadden gebalsemd
  5. hadden gebalsemd
  6. hadden gebalsemd
o.t.t.t.
  1. zal balsemen
  2. zult balsemen
  3. zal balsemen
  4. zullen balsemen
  5. zullen balsemen
  6. zullen balsemen
o.v.t.t.
  1. zou balsemen
  2. zou balsemen
  3. zou balsemen
  4. zouden balsemen
  5. zouden balsemen
  6. zouden balsemen
diversen
  1. balsem!
  2. balsemt!
  3. gebalsemd
  4. balsemende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante woorden van "balsemen":