Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor bandeloosheid in het Nederlands

bandeloosheid:

bandeloosheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de bandeloosheid
    de buitensporigheid; de losbandigheid; de zedeloosheid; de uitspatting; de bandeloosheid

Verwante woorden van "bandeloosheid":


bandeloosheid vorm van bandeloos:

bandeloos bijvoeglijk naamwoord

  1. bandeloos
    vrij; losbandig; ongebonden; ongebreideld; bandeloos
  2. bandeloos
    verwilderd; bandeloos

Verwante woorden van "bandeloos":