Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor basis in het Nederlands

basis:

basis bijvoeglijk naamwoord

  1. basis
    elementair; basis

basis [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de basis
    het principe; het uitgangspunt; de basis; de grondslag; het fundament; de grondstelling; het basisbeginsel; het beginsel; de hoeksteen; het grondbeginsel; het grondbegrip; de grondregel
  2. de basis
    het uitgangspunt; het principe; het vertrekpunt; de basis; de grondgedachte; de veronderstelling; de grondslag; uitgangsvorm; de grondstelling; het fundament; de fundering; het beginsel; de grondlijn; basislijn
  3. de basis
    het uitgangspunt; het vertrekpunt; de grondgedachte; de basis; de grond; het principe; de grondslag; het fundament; het beginsel; de grondstelling
  4. de basis
    – plaats vanwaar soldaten en vliegtuigen vertrekken 1
    de basis
    – plaats vanwaar soldaten en vliegtuigen vertrekken 1
    • basis [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
      • vlak voor het vertrek was het op de basis erg druk1
  5. de basis
    – waarop het steunt 1
    de basis
    – waarop het steunt 1
    • basis [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
      • dit is de basis van het bouwwerk1
  6. de basis
    – wat vastligt, waar je van uit gaat 1
    de basis; het uitgangspunt
    – wat vastligt, waar je van uit gaat 1
    • basis [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
      • dit gegeven vormt de basis voor ons besluit1
    • uitgangspunt [het ~] zelfstandig naamwoord
      • mijn uitgangspunt is dat alle mensen gelijk zijn1

Verwante woorden van "basis":

  • basissen

Alternatieve synoniemen voor "basis":


Verwante definities voor "basis":

  1. plaats vanwaar soldaten en vliegtuigen vertrekken1
    • vlak voor het vertrek was het op de basis erg druk1
  2. waarop het steunt1
    • dit is de basis van het bouwwerk1
  3. wat vastligt, waar je van uit gaat1
    • dit gegeven vormt de basis voor ons besluit1

Verwante synoniemen voor basis