Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. beroeps:
  2. beroep:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor beroeps in het Nederlands

beroeps:

beroeps [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. beroeps
    de prof; beroeps
    • prof [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • beroeps [znw.] zelfstandig naamwoord

beroeps bijvoeglijk naamwoord

  1. beroeps
    beroeps

Verwante woorden van "beroeps":


beroep:

beroep [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het beroep
    het beroep; het werk; het vak
    • beroep [het ~] zelfstandig naamwoord
    • werk [het ~] zelfstandig naamwoord
    • vak [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. het beroep
    het beroep; de professie; het ambt
    • beroep [het ~] zelfstandig naamwoord
    • professie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • ambt [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. het beroep
    – wat je doet om geld te verdienen 1
    het vak; het beroep
    – wat je doet om geld te verdienen 1
    • vak [het ~] zelfstandig naamwoord
      • het is belangrijk dat iedereen een vak leert1
    • beroep [het ~] zelfstandig naamwoord
      • hij is automonteur van beroep1

Verwante woorden van "beroep":


Alternatieve synoniemen voor "beroep":


Verwante definities voor "beroep":

  1. wat je doet om geld te verdienen1
    • hij is automonteur van beroep1