Overzicht


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor beroven in het Nederlands

beroven:

beroven werkwoord (beroof, berooft, beroofde, beroofden, beroven)

  1. beroven
    bestelen; beroven
    • bestelen werkwoord (besteel, besteelt, bestal, bestalen, bestolen)
    • beroven werkwoord (beroof, berooft, beroofde, beroofden, beroven)
  2. beroven
    uitbuiten; beroven; ontdoen
    • uitbuiten werkwoord (buit uit, buitte uit, buitten uit, uitgebuit)
    • beroven werkwoord (beroof, berooft, beroofde, beroofden, beroven)
    • ontdoen werkwoord (ontdoe, ontdoet, ontdeed, ontdeden, ontdaan)
  3. beroven
    inbreken; beroven; binnen breken; een inbraak doen
  4. beroven
    roven; beroven
    • roven werkwoord (roof, rooft, roofde, roofden, geroofd)
    • beroven werkwoord (beroof, berooft, beroofde, beroofden, beroven)
  5. beroven
    – geld of wat anders afpakken 1
    beroven
    – geld of wat anders afpakken 1
    • beroven werkwoord (beroof, berooft, beroofde, beroofden, beroven)
      • deze bank is al drie keer beroofd1

Conjugations for beroven:

o.t.t.
  1. beroof
  2. berooft
  3. berooft
  4. beroven
  5. beroven
  6. beroven
o.v.t.
  1. beroofde
  2. beroofde
  3. beroofde
  4. beroofden
  5. beroofden
  6. beroofden
v.t.t.
  1. heb beroven
  2. hebt beroven
  3. heeft beroven
  4. hebben beroven
  5. hebben beroven
  6. hebben beroven
v.v.t.
  1. had beroven
  2. had beroven
  3. had beroven
  4. hadden beroven
  5. hadden beroven
  6. hadden beroven
o.t.t.t.
  1. zal beroven
  2. zult beroven
  3. zal beroven
  4. zullen beroven
  5. zullen beroven
  6. zullen beroven
o.v.t.t.
  1. zou beroven
  2. zou beroven
  3. zou beroven
  4. zouden beroven
  5. zouden beroven
  6. zouden beroven
diversen
  1. beroof!
  2. berooft!
  3. beroven
  4. berovend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante definities voor "beroven":

  1. geld of wat anders afpakken1
    • deze bank is al drie keer beroofd1

Verwante synoniemen voor beroven