Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. betrekken:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor betrekken in het Nederlands

betrekken:

betrekken werkwoord (betrek, betrekt, betrok, betrokken, betrokken)

  1. betrekken
    betrekken
    • betrekken werkwoord (betrek, betrekt, betrok, betrokken, betrokken)
  2. betrekken
    – er gaan wonen 1
    betrekken
    – er gaan wonen 1
    • betrekken werkwoord (betrek, betrekt, betrok, betrokken, betrokken)
      • wanneer betrek je het nieuwe huis?1
  3. betrekken
    – erbij halen, erin mengen 1
    betrekken
    – erbij halen, erin mengen 1
    • betrekken werkwoord (betrek, betrekt, betrok, betrokken, betrokken)
      • wij betrekken onze kinderen bij elke beslissing1
  4. betrekken
    – kopen of halen 1
    betrekken
    – kopen of halen 1
    • betrekken werkwoord (betrek, betrekt, betrok, betrokken, betrokken)
      • waar betrek je die aardappels van?1
  5. betrekken
    – met wolken bedekt 1
    betrekken
    – met wolken bedekt 1
    • betrekken werkwoord (betrek, betrekt, betrok, betrokken, betrokken)
      • de lucht is betrokken1

Conjugations for betrekken:

o.t.t.
  1. betrek
  2. betrekt
  3. betrekt
  4. betrekken
  5. betrekken
  6. betrekken
o.v.t.
  1. betrok
  2. betrok
  3. betrok
  4. betrokken
  5. betrokken
  6. betrokken
v.t.t.
  1. heb betrokken
  2. hebt betrokken
  3. heeft betrokken
  4. hebben betrokken
  5. hebben betrokken
  6. hebben betrokken
v.v.t.
  1. had betrokken
  2. had betrokken
  3. had betrokken
  4. hadden betrokken
  5. hadden betrokken
  6. hadden betrokken
o.t.t.t.
  1. zal betrekken
  2. zult betrekken
  3. zal betrekken
  4. zullen betrekken
  5. zullen betrekken
  6. zullen betrekken
o.v.t.t.
  1. zou betrekken
  2. zou betrekken
  3. zou betrekken
  4. zouden betrekken
  5. zouden betrekken
  6. zouden betrekken
en verder
  1. ben betrokken
  2. bent betrokken
  3. is betrokken
  4. zijn betrokken
  5. zijn betrokken
  6. zijn betrokken
diversen
  1. betrek!
  2. betrekt!
  3. betrokken
  4. betrekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante definities voor "betrekken":

  1. er gaan wonen1
    • wanneer betrek je het nieuwe huis?1
  2. erbij halen, erin mengen1
    • wij betrekken onze kinderen bij elke beslissing1
  3. kopen of halen1
    • waar betrek je die aardappels van?1
  4. met wolken bedekt1
    • de lucht is betrokken1

Verwante synoniemen voor betrekken