Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. beuk:
  2. beuken:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor beuk in het Nederlands

beuk:

beuk [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de beuk
    de beukenboom; de beuk
    • beukenboom [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • beuk [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "beuk":


beuk vorm van beuken:

beuken werkwoord (beuk, beukt, beukte, beukten, gebeukt)

  1. beuken
    beuken; rammen
    • beuken werkwoord (beuk, beukt, beukte, beukten, gebeukt)
    • rammen werkwoord (ram, ramt, ramde, ramden, geramd)

Conjugations for beuken:

o.t.t.
  1. beuk
  2. beukt
  3. beukt
  4. beuken
  5. beuken
  6. beuken
o.v.t.
  1. beukte
  2. beukte
  3. beukte
  4. beukten
  5. beukten
  6. beukten
v.t.t.
  1. heb gebeukt
  2. hebt gebeukt
  3. heeft gebeukt
  4. hebben gebeukt
  5. hebben gebeukt
  6. hebben gebeukt
v.v.t.
  1. had gebeukt
  2. had gebeukt
  3. had gebeukt
  4. hadden gebeukt
  5. hadden gebeukt
  6. hadden gebeukt
o.t.t.t.
  1. zal beuken
  2. zult beuken
  3. zal beuken
  4. zullen beuken
  5. zullen beuken
  6. zullen beuken
o.v.t.t.
  1. zou beuken
  2. zou beuken
  3. zou beuken
  4. zouden beuken
  5. zouden beuken
  6. zouden beuken
diversen
  1. beuk!
  2. beukt!
  3. gebeukt
  4. beukend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

beuken bijvoeglijk naamwoord

  1. beuken
    beukehouten; beuken

Verwante woorden van "beuken":