Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. blozen:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor blozen in het Nederlands

blozen:

blozen werkwoord (bloos, bloost, bloosde, bloosden, gebloosd)

  1. blozen
    blozen; gloeien; rood worden; kleuren
    • blozen werkwoord (bloos, bloost, bloosde, bloosden, gebloosd)
    • gloeien werkwoord (gloei, gloeit, gloeide, gloeiden, gegloeid)
    • rood worden werkwoord
    • kleuren werkwoord (kleur, kleurt, kleurde, kleurden, gekleurd)

Conjugations for blozen:

o.t.t.
  1. bloos
  2. bloost
  3. bloost
  4. blozen
  5. blozen
  6. blozen
o.v.t.
  1. bloosde
  2. bloosde
  3. bloosde
  4. bloosden
  5. bloosden
  6. bloosden
v.t.t.
  1. heb gebloosd
  2. hebt gebloosd
  3. heeft gebloosd
  4. hebben gebloosd
  5. hebben gebloosd
  6. hebben gebloosd
v.v.t.
  1. had gebloosd
  2. had gebloosd
  3. had gebloosd
  4. hadden gebloosd
  5. hadden gebloosd
  6. hadden gebloosd
o.t.t.t.
  1. zal blozen
  2. zult blozen
  3. zal blozen
  4. zullen blozen
  5. zullen blozen
  6. zullen blozen
o.v.t.t.
  1. zou blozen
  2. zou blozen
  3. zou blozen
  4. zouden blozen
  5. zouden blozen
  6. zouden blozen
diversen
  1. bloos!
  2. bloost!
  3. gebloosd
  4. blozend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

blozen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. blozen
    blozen; de roodheid
    • blozen [znw.] zelfstandig naamwoord
    • roodheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord