Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor dagen in het Nederlands

dagen:

dagen werkwoord (daag, daagt, daagde, daagden, gedaagd)

  1. dagen
    aanbreken van de dag; dagen
  2. dagen

Conjugations for dagen:

o.t.t.
  1. daag
  2. daagt
  3. daagt
  4. dagen
  5. dagen
  6. dagen
o.v.t.
  1. daagde
  2. daagde
  3. daagde
  4. daagden
  5. daagden
  6. daagden
v.t.t.
  1. heb gedaagd
  2. hebt gedaagd
  3. heeft gedaagd
  4. hebben gedaagd
  5. hebben gedaagd
  6. hebben gedaagd
v.v.t.
  1. had gedaagd
  2. had gedaagd
  3. had gedaagd
  4. hadden gedaagd
  5. hadden gedaagd
  6. hadden gedaagd
o.t.t.t.
  1. zal dagen
  2. zult dagen
  3. zal dagen
  4. zullen dagen
  5. zullen dagen
  6. zullen dagen
o.v.t.t.
  1. zou dagen
  2. zou dagen
  3. zou dagen
  4. zouden dagen
  5. zouden dagen
  6. zouden dagen
en verder
  1. ben gedaagd
  2. bent gedaagd
  3. is gedaagd
  4. zijn gedaagd
  5. zijn gedaagd
  6. zijn gedaagd
diversen
  1. daag!
  2. daagt!
  3. gedaagd
  4. dagend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante synoniemen voor dagen