Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. dempen:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor dempen in het Nederlands

dempen:

dempen werkwoord (demp, dempt, dempte, dempten, gedempt)

  1. dempen
    dempen; temperen; matigen; zich matigen
    • dempen werkwoord (demp, dempt, dempte, dempten, gedempt)
    • temperen werkwoord (temper, tempert, temperde, temperden, getemperd)
    • matigen werkwoord (matig, matigt, matigde, matigden, gematigd)
    • zich matigen werkwoord
  2. dempen
    dempen
    • dempen werkwoord (demp, dempt, dempte, dempten, gedempt)

Conjugations for dempen:

o.t.t.
  1. demp
  2. dempt
  3. dempt
  4. dempen
  5. dempen
  6. dempen
o.v.t.
  1. dempte
  2. dempte
  3. dempte
  4. dempten
  5. dempten
  6. dempten
v.t.t.
  1. heb gedempt
  2. hebt gedempt
  3. heeft gedempt
  4. hebben gedempt
  5. hebben gedempt
  6. hebben gedempt
v.v.t.
  1. had gedempt
  2. had gedempt
  3. had gedempt
  4. hadden gedempt
  5. hadden gedempt
  6. hadden gedempt
o.t.t.t.
  1. zal dempen
  2. zult dempen
  3. zal dempen
  4. zullen dempen
  5. zullen dempen
  6. zullen dempen
o.v.t.t.
  1. zou dempen
  2. zou dempen
  3. zou dempen
  4. zouden dempen
  5. zouden dempen
  6. zouden dempen
en verder
  1. is gedempt
  2. zijn gedempt
diversen
  1. demp!
  2. dempt!
  3. gedempt
  4. dempend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze