Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor dienst in het Nederlands

dienst:

dienst [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de dienst
    de dienst; kerkviering; de mis
    • dienst [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kerkviering [znw.] zelfstandig naamwoord
    • mis [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. de dienst
    het instituut; de dienst
    • instituut [het ~] zelfstandig naamwoord
    • dienst [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. de dienst
    de voorkomendheid; gedienstige handeling; de dienst; de gedienstigheid
  4. de dienst
    de dienst; de dienstplicht

dienst [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de dienst
    de gunst; de dienst
    • gunst [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • dienst [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. de dienst
    – afdeling met een bepaalde taak 1
    de dienst
    – afdeling met een bepaalde taak 1
    • dienst [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • de technische dienst controleert de machine1
  3. de dienst
    – de tijd dat je als soldaat in het leger bent 1
    de dienst
    – de tijd dat je als soldaat in het leger bent 1
    • dienst [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • hij moet volgend jaar in dienst1
  4. de dienst
    – de tijd waarin je moet werken 1
    de dienst
    – de tijd waarin je moet werken 1
    • dienst [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • ik heb vanavond late dienst1
  5. de dienst
    – het helpen van iemand 1
    de dienst
    – het helpen van iemand 1
    • dienst [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • hiermee bewijs je me een grote dienst1

Verwante definities voor "dienst":

  1. afdeling met een bepaalde taak1
    • de technische dienst controleert de machine1
  2. de tijd dat je als soldaat in het leger bent1
    • hij moet volgend jaar in dienst1
  3. de tijd waarin je moet werken1
    • ik heb vanavond late dienst1
  4. het helpen van iemand1
    • hiermee bewijs je me een grote dienst1

Verwante synoniemen voor dienst