Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor doorgeven in het Nederlands

doorgeven:

doorgeven werkwoord (geef door, geeft door, gaf door, gaven door, doorgegeven)

  1. doorgeven
    doorgeven; doorvertellen; rondvertellen; doorspelen; rondbrieven
    • doorgeven werkwoord (geef door, geeft door, gaf door, gaven door, doorgegeven)
    • doorvertellen werkwoord (vertel door, vertelt door, vertelde door, vertelden door, doorverteld)
    • rondvertellen werkwoord (vertel rond, vertelt rond, vertelde rond, vertelden rond, rondverteld)
    • doorspelen werkwoord (speel door, speelt door, speelde door, speelden door, doorgespeeld)
    • rondbrieven werkwoord (brief rond, brieft rond, briefde rond, briefden rond, rondgebriefd)
  2. doorgeven
    doorgeven; verder reiken
  3. doorgeven
    doorgeven; verder geven
    • doorgeven werkwoord (geef door, geeft door, gaf door, gaven door, doorgegeven)
    • verder geven werkwoord (geef verder, geeft verder, gaf verder, gaven verder, verder gegeven)
  4. doorgeven
    doorgeven
    • doorgeven werkwoord (geef door, geeft door, gaf door, gaven door, doorgegeven)
  5. doorgeven
    – via anderen aan iemand geven 1
    doorgeven
    – via anderen aan iemand geven 1
    • doorgeven werkwoord (geef door, geeft door, gaf door, gaven door, doorgegeven)
      • wil je de appelmoes even doorgeven?1
  6. doorgeven
    – een bericht aan iemand vertellen 1
    doorgeven
    – een bericht aan iemand vertellen 1
    • doorgeven werkwoord (geef door, geeft door, gaf door, gaven door, doorgegeven)
      • heeft hij de boodschap doorgegeven?1

Conjugations for doorgeven:

o.t.t.
  1. geef door
  2. geeft door
  3. geeft door
  4. geven door
  5. geven door
  6. geven door
o.v.t.
  1. gaf door
  2. gaf door
  3. gaf door
  4. gaven door
  5. gaven door
  6. gaven door
v.t.t.
  1. heb doorgegeven
  2. hebt doorgegeven
  3. heeft doorgegeven
  4. hebben doorgegeven
  5. hebben doorgegeven
  6. hebben doorgegeven
v.v.t.
  1. had doorgegeven
  2. had doorgegeven
  3. had doorgegeven
  4. hadden doorgegeven
  5. hadden doorgegeven
  6. hadden doorgegeven
o.t.t.t.
  1. zal doorgeven
  2. zult doorgeven
  3. zal doorgeven
  4. zullen doorgeven
  5. zullen doorgeven
  6. zullen doorgeven
o.v.t.t.
  1. zou doorgeven
  2. zou doorgeven
  3. zou doorgeven
  4. zouden doorgeven
  5. zouden doorgeven
  6. zouden doorgeven
en verder
  1. is doorgegeven
  2. zijn doorgegeven
diversen
  1. geef door!
  2. geeft door!
  3. doorgegeven
  4. doorgevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Alternatieve synoniemen voor "doorgeven":


Verwante definities voor "doorgeven":

  1. via anderen aan iemand geven1
    • wil je de appelmoes even doorgeven?1
  2. een bericht aan iemand vertellen1
    • heeft hij de boodschap doorgegeven?1