Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor doorslaan in het Nederlands
doorslaan:
-
doorslaan
-
doorslaan
-
doorslaan
– de stroom onderbreken 1 -
doorslaan
– niet ophouden te zeggen wat in je opkomt 1 -
doorslaan
– overhellen naar het zwaarste punt 1 -
doorslaan
– vocht doorlaten 1
Conjugations for doorslaan:
o.t.t.
- sla door
- slaat door
- slaat door
- slaan door
- slaan door
- slaan door
o.v.t.
- sloeg door
- sloeg door
- sloeg door
- sloegen door
- sloegen door
- sloegen door
v.t.t.
- heb doorgeslagen
- hebt doorgeslagen
- heeft doorgeslagen
- hebben doorgeslagen
- hebben doorgeslagen
- hebben doorgeslagen
v.v.t.
- had doorgeslagen
- had doorgeslagen
- had doorgeslagen
- hadden doorgeslagen
- hadden doorgeslagen
- hadden doorgeslagen
o.t.t.t.
- zal doorslaan
- zult doorslaan
- zal doorslaan
- zullen doorslaan
- zullen doorslaan
- zullen doorslaan
o.v.t.t.
- zou doorslaan
- zou doorslaan
- zou doorslaan
- zouden doorslaan
- zouden doorslaan
- zouden doorslaan
diversen
- sla door!
- slat door!
- doorgeslagen
- doorslaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze