Overzicht


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor dresseren in het Nederlands

dresseren:

dresseren [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. dresseren
    de training; de dressuur; dresseren

dresseren werkwoord (dresseer, dresseert, dresseerde, dresseerden, gedresseerd)

  1. dresseren
    trainen; dresseren; africhten; dier africhten
    • trainen werkwoord (train, traint, trainde, trainden, getraind)
    • dresseren werkwoord (dresseer, dresseert, dresseerde, dresseerden, gedresseerd)
    • africhten werkwoord (richt af, richtte af, richtten af, afgericht)
    • dier africhten werkwoord

Conjugations for dresseren:

o.t.t.
  1. dresseer
  2. dresseert
  3. dresseert
  4. dresseren
  5. dresseren
  6. dresseren
o.v.t.
  1. dresseerde
  2. dresseerde
  3. dresseerde
  4. dresseerden
  5. dresseerden
  6. dresseerden
v.t.t.
  1. heb gedresseerd
  2. hebt gedresseerd
  3. heeft gedresseerd
  4. hebben gedresseerd
  5. hebben gedresseerd
  6. hebben gedresseerd
v.v.t.
  1. had gedresseerd
  2. had gedresseerd
  3. had gedresseerd
  4. hadden gedresseerd
  5. hadden gedresseerd
  6. hadden gedresseerd
o.t.t.t.
  1. zal dresseren
  2. zult dresseren
  3. zal dresseren
  4. zullen dresseren
  5. zullen dresseren
  6. zullen dresseren
o.v.t.t.
  1. zou dresseren
  2. zou dresseren
  3. zou dresseren
  4. zouden dresseren
  5. zouden dresseren
  6. zouden dresseren
diversen
  1. dresseer!
  2. dresseert!
  3. gedresseerd
  4. dresserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze