Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. dwarsbomen:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor dwarsbomen in het Nederlands

dwarsbomen:

dwarsbomen werkwoord (dwarsboom, dwarsboomt, dwarsboomde, dwarsboomden, gedwarsboomd)

  1. dwarsbomen
    tegenwerken; dwarsbomen; dwarsliggen
    • tegenwerken werkwoord (werk tegen, werkt tegen, werkte tegen, werkten tegen, tegengewerkt)
    • dwarsbomen werkwoord (dwarsboom, dwarsboomt, dwarsboomde, dwarsboomden, gedwarsboomd)
    • dwarsliggen werkwoord (lig dwars, ligt dwars, lag dwars, lagen dwars, dwarsgelegen)

Conjugations for dwarsbomen:

o.t.t.
  1. dwarsboom
  2. dwarsboomt
  3. dwarsboomt
  4. dwarsbomen
  5. dwarsbomen
  6. dwarsbomen
o.v.t.
  1. dwarsboomde
  2. dwarsboomde
  3. dwarsboomde
  4. dwarsboomden
  5. dwarsboomden
  6. dwarsboomden
v.t.t.
  1. heb gedwarsboomd
  2. hebt gedwarsboomd
  3. heeft gedwarsboomd
  4. hebben gedwarsboomd
  5. hebben gedwarsboomd
  6. hebben gedwarsboomd
v.v.t.
  1. had gedwarsboomd
  2. had gedwarsboomd
  3. had gedwarsboomd
  4. hadden gedwarsboomd
  5. hadden gedwarsboomd
  6. hadden gedwarsboomd
o.t.t.t.
  1. zal dwarsbomen
  2. zult dwarsbomen
  3. zal dwarsbomen
  4. zullen dwarsbomen
  5. zullen dwarsbomen
  6. zullen dwarsbomen
o.v.t.t.
  1. zou dwarsbomen
  2. zou dwarsbomen
  3. zou dwarsbomen
  4. zouden dwarsbomen
  5. zouden dwarsbomen
  6. zouden dwarsbomen
en verder
  1. ben gedwarsboomd
  2. bent gedwarsboomd
  3. is gedwarsboomd
  4. zijn gedwarsboomd
  5. zijn gedwarsboomd
  6. zijn gedwarsboomd
diversen
  1. dwarsboom!
  2. dwarsboomt!
  3. gedwarsboomd
  4. dwarsbomend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze