Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. een eed afleggen:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor een eed afleggen in het Nederlands

een eed afleggen:

een eed afleggen werkwoord (leg een eed af, legt een eed af, legde een eed af, legden een eed af, een eed afgelegd)

  1. een eed afleggen
    zweren; een eed afleggen
    • zweren werkwoord (zweer, zweert, zwoor, zworen, gezworen)
    • een eed afleggen werkwoord (leg een eed af, legt een eed af, legde een eed af, legden een eed af, een eed afgelegd)

Conjugations for een eed afleggen:

o.t.t.
  1. leg een eed af
  2. legt een eed af
  3. legt een eed af
  4. leggen een eed af
  5. leggen een eed af
  6. leggen een eed af
o.v.t.
  1. legde een eed af
  2. legde een eed af
  3. legde een eed af
  4. legden een eed af
  5. legden een eed af
  6. legden een eed af
v.t.t.
  1. heb een eed afgelegd
  2. hebt een eed afgelegd
  3. heeft een eed afgelegd
  4. hebben een eed afgelegd
  5. hebben een eed afgelegd
  6. hebben een eed afgelegd
v.v.t.
  1. had een eed afgelegd
  2. had een eed afgelegd
  3. had een eed afgelegd
  4. hadden een eed afgelegd
  5. hadden een eed afgelegd
  6. hadden een eed afgelegd
o.t.t.t.
  1. zal een eed afleggen
  2. zult een eed afleggen
  3. zal een eed afleggen
  4. zullen een eed afleggen
  5. zullen een eed afleggen
  6. zullen een eed afleggen
o.v.t.t.
  1. zou een eed afleggen
  2. zou een eed afleggen
  3. zou een eed afleggen
  4. zouden een eed afleggen
  5. zouden een eed afleggen
  6. zouden een eed afleggen
diversen
  1. leg een eed af!
  2. legt een eed af!
  3. een eed afgelegd
  4. een eed afleggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante synoniemen voor een eed afleggen