Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor fraude in het Nederlands

fraude:

fraude [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de fraude
    de malversatie; de onregelmatigheden; de verdonkeremaning; de fraude; de zwendel; verduisteren; de verduistering; de ontvreemding
  2. de fraude
    de fraude
    • fraude [de ~] zelfstandig naamwoord
  3. de fraude
    – bedrog door verkeerde administratie 1
    de fraude
    – bedrog door verkeerde administratie 1
    • fraude [de ~] zelfstandig naamwoord
      • de boekhouder heeft fraude gepleegd1

Verwante woorden van "fraude":

  • fraudes

Alternatieve synoniemen voor "fraude":


Verwante definities voor "fraude":

  1. bedrog door verkeerde administratie1
    • de boekhouder heeft fraude gepleegd1