Overzicht


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor gebarsten in het Nederlands

gebarsten:

gebarsten bijvoeglijk naamwoord

  1. gebarsten
    beschadigd; kapot; gebarsten; stuk

gebarsten vorm van barsten:

barsten werkwoord (barst, barstte, barstten, gebarsten)

  1. barsten
    barsten; kunnen stikken
  2. barsten
    barsten; openspringen; losspringen
    • barsten werkwoord (barst, barstte, barstten, gebarsten)
    • openspringen werkwoord (spring open, springt open, sprong open, sprongen open, open gesprongen)
    • losspringen werkwoord (spring los, springt los, sprong los, sprongen los, losgesprongen)

Conjugations for barsten:

o.t.t.
  1. barst
  2. barst
  3. barst
  4. barsten
  5. barsten
  6. barsten
o.v.t.
  1. barstte
  2. barstte
  3. barstte
  4. barstten
  5. barstten
  6. barstten
v.t.t.
  1. ben gebarsten
  2. bent gebarsten
  3. is gebarsten
  4. zijn gebarsten
  5. zijn gebarsten
  6. zijn gebarsten
v.v.t.
  1. was gebarsten
  2. was gebarsten
  3. was gebarsten
  4. waren gebarsten
  5. waren gebarsten
  6. waren gebarsten
o.t.t.t.
  1. zal barsten
  2. zult barsten
  3. zal barsten
  4. zullen barsten
  5. zullen barsten
  6. zullen barsten
o.v.t.t.
  1. zou barsten
  2. zou barsten
  3. zou barsten
  4. zouden barsten
  5. zouden barsten
  6. zouden barsten
diversen
  1. barst!
  2. barst!
  3. gebarsten
  4. barstende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

barsten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de barsten
    de scheuren; de sprongen; de barsten
    • scheuren [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • sprongen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • barsten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  2. de barsten
    de barsten; de krakken
    • barsten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • krakken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Verwante woorden van "barsten":