Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. gehoorzaam:
  2. gehoorzamen:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor gehoorzaam in het Nederlands

gehoorzaam:

gehoorzaam bijvoeglijk naamwoord

  1. gehoorzaam
    gehoorzaam
  2. gehoorzaam
    – wie zich goed gedraagt, wie doet wat ik zeg 1
    lief; zoet; braaf; gehoorzaam
    – wie zich goed gedraagt, wie doet wat ik zeg 1
    • lief bijvoeglijk naamwoord
      • de kinderen waren erg lief vandaag1
    • zoet bijvoeglijk naamwoord
      • Ilse is een zoet kind1
    • braaf bijvoeglijk naamwoord
      • onze hond is altijd braaf1
    • gehoorzaam bijvoeglijk naamwoord
      • deze leerlingen zijn erg gehoorzaam1

Verwante woorden van "gehoorzaam":


Alternatieve synoniemen voor "gehoorzaam":


Antoniemen van "gehoorzaam":


Verwante definities voor "gehoorzaam":

  1. wie zich goed gedraagt, wie doet wat ik zeg1
    • deze leerlingen zijn erg gehoorzaam1

gehoorzamen:

gehoorzamen werkwoord (gehoorzaam, gehoorzaamt, gehoorzaamde, gehoorzaamden, gehoorzaamd)

  1. gehoorzamen
    gehoorzamen; luisteren
    • gehoorzamen werkwoord (gehoorzaam, gehoorzaamt, gehoorzaamde, gehoorzaamden, gehoorzaamd)
    • luisteren werkwoord (luister, luistert, luisterde, luisterden, geluisterd)
  2. gehoorzamen
    gehoorzamen; gevolg geven aan
    • gehoorzamen werkwoord (gehoorzaam, gehoorzaamt, gehoorzaamde, gehoorzaamden, gehoorzaamd)
    • gevolg geven aan werkwoord (geef gevolg aan, geeft gevolg aan, gaf gevolg aan, gaven gevolg aan, gevolg gegeven aan)

Conjugations for gehoorzamen:

o.t.t.
  1. gehoorzaam
  2. gehoorzaamt
  3. gehoorzaamt
  4. gehoorzamen
  5. gehoorzamen
  6. gehoorzamen
o.v.t.
  1. gehoorzaamde
  2. gehoorzaamde
  3. gehoorzaamde
  4. gehoorzaamden
  5. gehoorzaamden
  6. gehoorzaamden
v.t.t.
  1. heb gehoorzaamd
  2. hebt gehoorzaamd
  3. heeft gehoorzaamd
  4. hebben gehoorzaamd
  5. hebben gehoorzaamd
  6. hebben gehoorzaamd
v.v.t.
  1. had gehoorzaamd
  2. had gehoorzaamd
  3. had gehoorzaamd
  4. hadden gehoorzaamd
  5. hadden gehoorzaamd
  6. hadden gehoorzaamd
o.t.t.t.
  1. zal gehoorzamen
  2. zult gehoorzamen
  3. zal gehoorzamen
  4. zullen gehoorzamen
  5. zullen gehoorzamen
  6. zullen gehoorzamen
o.v.t.t.
  1. zou gehoorzamen
  2. zou gehoorzamen
  3. zou gehoorzamen
  4. zouden gehoorzamen
  5. zouden gehoorzamen
  6. zouden gehoorzamen
diversen
  1. gehoorzaam!
  2. gehoorzaamt!
  3. gehoorzaamd
  4. gehoorzamend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze