Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. geponst:
  2. ponsen:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor geponst in het Nederlands

geponst:

geponst bijvoeglijk naamwoord

  1. geponst
    gestanst; geponst

geponst vorm van ponsen:

ponsen werkwoord (pons, ponst, ponste, ponsten, geponst)

  1. ponsen
    stansen; ponsen; doorponsen
    • stansen werkwoord (stans, stanst, stanste, stansten, gestanst)
    • ponsen werkwoord (pons, ponst, ponste, ponsten, geponst)
    • doorponsen werkwoord (doorpons, doorponst, doorponste, doorponsten, doorgeponst)

Conjugations for ponsen:

o.t.t.
  1. pons
  2. ponst
  3. ponst
  4. ponsen
  5. ponsen
  6. ponsen
o.v.t.
  1. ponste
  2. ponste
  3. ponste
  4. ponsten
  5. ponsten
  6. ponsten
v.t.t.
  1. heb geponst
  2. hebt geponst
  3. heeft geponst
  4. hebben geponst
  5. hebben geponst
  6. hebben geponst
v.v.t.
  1. had geponst
  2. had geponst
  3. had geponst
  4. hadden geponst
  5. hadden geponst
  6. hadden geponst
o.t.t.t.
  1. zal ponsen
  2. zult ponsen
  3. zal ponsen
  4. zullen ponsen
  5. zullen ponsen
  6. zullen ponsen
o.v.t.t.
  1. zou ponsen
  2. zou ponsen
  3. zou ponsen
  4. zouden ponsen
  5. zouden ponsen
  6. zouden ponsen
diversen
  1. pons!
  2. ponst!
  3. geponst
  4. ponsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante woorden van "ponsen":