Overzicht


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor gericht in het Nederlands

gericht:

gericht bijvoeglijk naamwoord

  1. gericht
    gericht

Verwante woorden van "gericht":


richten:

richten werkwoord (richt, richtte, richtten, gericht)

  1. richten
    richten; in een bep. richting plaatsen; mikken
  2. richten
    uitbalanceren; richten; uitlijnen
    • uitbalanceren werkwoord (balanceer uit, balanceert uit, balanceerde uit, balanceerden uit, uitgebalanceerd)
    • richten werkwoord (richt, richtte, richtten, gericht)
    • uitlijnen werkwoord (lijn uit, lijnt uit, lijnde uit, lijnden uit, uitgelijnd)
  3. richten
    – het naar een bepaalde kant sturen 1
    richten
    – het naar een bepaalde kant sturen 1
    • richten werkwoord (richt, richtte, richtten, gericht)
      • hij richtte met zijn geweer op de benen van de inbreker1
  4. richten
    – je aandacht erop vestigen 1
    richten
    – je aandacht erop vestigen 1
    • richten werkwoord (richt, richtte, richtten, gericht)
      • hij richt zich helemaal op het examen1
  5. richten
    – je naar hem toe keren 1
    richten
    – je naar hem toe keren 1
    • richten werkwoord (richt, richtte, richtten, gericht)
      • ik richtte mij tot de directeur1

Conjugations for richten:

o.t.t.
  1. richt
  2. richt
  3. richt
  4. richten
  5. richten
  6. richten
o.v.t.
  1. richtte
  2. richtte
  3. richtte
  4. richtten
  5. richtten
  6. richtten
v.t.t.
  1. heb gericht
  2. hebt gericht
  3. heeft gericht
  4. hebben gericht
  5. hebben gericht
  6. hebben gericht
v.v.t.
  1. had gericht
  2. had gericht
  3. had gericht
  4. hadden gericht
  5. hadden gericht
  6. hadden gericht
o.t.t.t.
  1. zal richten
  2. zult richten
  3. zal richten
  4. zullen richten
  5. zullen richten
  6. zullen richten
o.v.t.t.
  1. zou richten
  2. zou richten
  3. zou richten
  4. zouden richten
  5. zouden richten
  6. zouden richten
en verder
  1. is gericht
  2. zijn gericht
diversen
  1. richt!
  2. richt!
  3. gericht
  4. richtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante definities voor "richten":

  1. het naar een bepaalde kant sturen1
    • hij richtte met zijn geweer op de benen van de inbreker1
  2. je aandacht erop vestigen1
    • hij richt zich helemaal op het examen1
  3. je naar hem toe keren1
    • ik richtte mij tot de directeur1

Verwante synoniemen voor gericht