Overzicht


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor gerust in het Nederlands

gerust:

gerust bijvoeglijk naamwoord

  1. gerust
    zorgeloos; luchthartig; gerust; onbesuisd; onbezorgd; onbekommerd
  2. gerust
    rustig; gerust
  3. gerust
    – rustig omdat je niet bang hoeft te zijn 1
    gerust
    – rustig omdat je niet bang hoeft te zijn 1
    • gerust bijvoeglijk naamwoord
      • hij ging gerust slapen1
  4. gerust
    – zonder bezwaar 1
    gerust
    – zonder bezwaar 1
    • gerust bijvoeglijk naamwoord
      • kom gerust eens koffiedrinken!1

Verwante woorden van "gerust":


Verwante definities voor "gerust":

  1. rustig omdat je niet bang hoeft te zijn1
    • hij ging gerust slapen1
  2. zonder bezwaar1
    • kom gerust eens koffiedrinken!1

gerust vorm van rusten:

rusten werkwoord (rust, rustte, rustten, gerust)

  1. rusten
    uitrusten; rusten; relaxen; verpozen
    • uitrusten werkwoord (rust uit, rustte uit, rustten uit, uitgerust)
    • rusten werkwoord (rust, rustte, rustten, gerust)
    • relaxen werkwoord (relax, relaxt, relaxde, relaxden, gerelaxed)
    • verpozen werkwoord (verpoos, verpoost, verpoosde, verpoosden, verpoosd)

Conjugations for rusten:

o.t.t.
  1. rust
  2. rust
  3. rust
  4. rusten
  5. rusten
  6. rusten
o.v.t.
  1. rustte
  2. rustte
  3. rustte
  4. rustten
  5. rustten
  6. rustten
v.t.t.
  1. heb gerust
  2. hebt gerust
  3. heeft gerust
  4. hebben gerust
  5. hebben gerust
  6. hebben gerust
v.v.t.
  1. had gerust
  2. had gerust
  3. had gerust
  4. hadden gerust
  5. hadden gerust
  6. hadden gerust
o.t.t.t.
  1. zal rusten
  2. zult rusten
  3. zal rusten
  4. zullen rusten
  5. zullen rusten
  6. zullen rusten
o.v.t.t.
  1. zou rusten
  2. zou rusten
  3. zou rusten
  4. zouden rusten
  5. zouden rusten
  6. zouden rusten
diversen
  1. rust!
  2. rust!
  3. gerust
  4. rustend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze