Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor gevuld in het Nederlands

gevuld:

gevuld bijvoeglijk naamwoord

  1. gevuld
    vol; gevuld
    • vol bijvoeglijk naamwoord
    • gevuld bijvoeglijk naamwoord

Verwante woorden van "gevuld":

  • gevuldheid

gevuld vorm van vullen:

vullen werkwoord (vul, vult, vulde, vulden, gevuld)

  1. vullen
    vullen; volplempen; volmaken; volstorten
    • vullen werkwoord (vul, vult, vulde, vulden, gevuld)
    • volplempen werkwoord
    • volmaken werkwoord (volmaak, volmaakt, volmaakte, volmaakten, volmaakt)
    • volstorten werkwoord (stort vol, stortte vol, stortten vol, volgestort)
  2. vullen
    vullen; volschenken
    • vullen werkwoord (vul, vult, vulde, vulden, gevuld)
    • volschenken werkwoord (schenk vol, schenkt vol, schonk vol, schonken vol, volgeschonken)
  3. vullen
    vullen; bijvullen
    • vullen werkwoord (vul, vult, vulde, vulden, gevuld)
    • bijvullen werkwoord (vul bij, vult bij, vulde bij, vulden bij, bijgevuld)
  4. vullen
    vullen; opvullen
    • vullen werkwoord (vul, vult, vulde, vulden, gevuld)
    • opvullen werkwoord (vul op, vult op, vulde op, vulden op, opgevuld)
  5. vullen
    vullen; volgooien; volgieten
    • vullen werkwoord (vul, vult, vulde, vulden, gevuld)
    • volgooien werkwoord (gooi vol, gooit vol, gooide vol, gooiden vol, volgegooid)
    • volgieten werkwoord (giet vol, goot vol, goten vol, vol gegoten)
  6. vullen
    vullen; farceren; opvullen
    • vullen werkwoord (vul, vult, vulde, vulden, gevuld)
    • farceren werkwoord
    • opvullen werkwoord (vul op, vult op, vulde op, vulden op, opgevuld)
  7. vullen
    plomberen; vullen
    • plomberen werkwoord (plombeer, plombeert, plombeerde, plombeerden, geplobeerd)
    • vullen werkwoord (vul, vult, vulde, vulden, gevuld)
  8. vullen
    – er zoveel in doen dat er niets meer bij kan 1
    vullen
    – er zoveel in doen dat er niets meer bij kan 1
    • vullen werkwoord (vul, vult, vulde, vulden, gevuld)
      • hij vult het kopje met koffie1

Conjugations for vullen:

o.t.t.
  1. vul
  2. vult
  3. vult
  4. vullen
  5. vullen
  6. vullen
o.v.t.
  1. vulde
  2. vulde
  3. vulde
  4. vulden
  5. vulden
  6. vulden
v.t.t.
  1. heb gevuld
  2. hebt gevuld
  3. heeft gevuld
  4. hebben gevuld
  5. hebben gevuld
  6. hebben gevuld
v.v.t.
  1. had gevuld
  2. had gevuld
  3. had gevuld
  4. hadden gevuld
  5. hadden gevuld
  6. hadden gevuld
o.t.t.t.
  1. zal vullen
  2. zult vullen
  3. zal vullen
  4. zullen vullen
  5. zullen vullen
  6. zullen vullen
o.v.t.t.
  1. zou vullen
  2. zou vullen
  3. zou vullen
  4. zouden vullen
  5. zouden vullen
  6. zouden vullen
diversen
  1. vul!
  2. vult!
  3. gevuld
  4. vullend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante definities voor "vullen":

  1. er zoveel in doen dat er niets meer bij kan1
    • hij vult het kopje met koffie1

Verwante synoniemen voor gevuld